OLG München over onterving wegens huwelijk
De testeeringsvrijheid is een groot goed. Ze heeft echter ook haar grenzen. Zo zijn uiterste wilsbeschikkingen ongeldig als ze in strijd zijn met de goede zeden. Waar de grens tussen testeeringsvrijheid en strijd met de goede zeden loopt, is vaak een twistpunt. Het OLG München heeft bij besluit van 23 september 2024 geoordeeld dat de erflater zijn zoon in het testament met onterving mocht bedreigen als deze zijn levensgezellin zou trouwen (zaaknr.: 33 Wx 325/23).
Het zijn zeker geen goede uitgangsvoorwaarden voor een huwelijk als de toekomstige schoondochter of schoonzoon door de schoonouders resoluut wordt afgewezen. Zij kunnen het huwelijk weliswaar niet voorkomen, maar kunnen wel druk uitoefenen en met onterving dreigen. De grens van strijd met de goede zeden wordt daarmee in een testament niet overschreden, zoals het OLG München duidelijk maakte. De uiterste wilsbeschikking is dus geldig, aldus het economisch advocatenkantoor MTR Legal, dat onder andere in erfrecht adviseert.
Onterving bij huwelijkssluiting
De erflater in het onderliggende geval was een succesvolle ondernemer in de gastronomie. Hij was drie keer getrouwd en had twee zonen uit verschillende huwelijken. In zijn handgeschreven testament uit 2016 stelde hij zijn zonen als erfgenamen aan. Aan de zoon uit het eerste huwelijk voegde hij toe: “Mocht mijn zoon A. zijn levensgezellin C.L. trouwen, dan zal hij worden onterfd.” De zoon trouwde zijn levensgezellin in 2018 en toen de vader vier jaar later overleed, vroeg zijn zoon uit het tweede huwelijk een erfrechtverklaring aan als enige erfgenaam. Hij baseerde dit daarop dat zijn halfbroer door het huwelijk verstoten was.
De nalatenschapsrechtbank wees de aanvraag af omdat ze de onterving als strijdig met de goede zeden beschouwde. Het OLG München kwam echter tot een andere beslissing. De onterving van de zoon uit het eerste huwelijk was niet strijdig met de goede zeden. De testeeringsvrijheid van de erflater woog zwaarder in dit geval. Dat hij de erfenis van de eerste zoon aan de voorwaarde had gekoppeld om zijn levensgezellin niet te trouwen, schond niet automatisch diens vrijheid van huwelijkssluiting volgens artikel 6 GG, aldus het OLG München.
Testeeringsvrijheid tegen huwelijkssluitingsvrijheid
Het OLG erkende dat de jurisprudentie over strijd met de goede zeden in uiterste wilsbeschikkingen inconsistent is. In het onderhavige geval was de betreffende clausule echter niet strijdig met de goede zeden, maar binnen de testeeringsvrijheid van de erflater te aanvaarden. Ter onderbouwing voerde het OLG München aan dat door de voorwaarde in het testament slechts geringe druk op de zoon uit het eerste huwelijk was uitgeoefend. Want de erflater had al eerder aangekondigd dat hij zijn zoon zou onterven als hij zijn toenmalige levensgezellin zou trouwen. De zoon liet zich daar echter niet door afschrikken. Bovendien mag een erfgenaam bekend zijn dat hij toch aanspraak heeft op zijn legitieme deel.
Had de vader de zoon de onterving niet eerder gedreigd, had een dergelijke clausule in het testament geen druk op de zoon ten aanzien van een huwelijkssluiting kunnen uitoefenen – in ieder geval niet tijdens het leven van de erflater. Vandaar dat het aanknopingspunt voor een toetsing op strijd met de goede zeden de eenvoudige uiting van de vader was en niet zijn uiterste wil.
De vader heeft weliswaar zijn testeeringsvrijheid benut om invloed uit te oefenen op een grondwettelijk beschermd levensterrein van de zoon, namelijk de vrijheid van huwelijkssluiting. Dit leidt echter in de afweging tussen de grondrechten niet tot strijd met de goede zeden, maakte het OLG München duidelijk.
Aanspraak op legitieme portie blijft bestaan
Er moet in overweging genomen worden dat de zoon zijn aanspraak op de legitieme portie behoudt en dit ook wist toen zijn vader hem met onterving dreigde. Een ondraaglijke economische druk is voorafgaand aan de huwelijkssluiting dus niet opgebouwd. Bovendien werkte de zoon na het huwelijk verder in het bedrijf van zijn vader. Ook dit sprak tegen een ondraaglijke druk, aldus het OLG verder. De erflater had met de clausule vooral willen voorkomen dat de levensgezellin invloed op het door hem opgebouwde bedrijf zou krijgen en zo zijn levenswerk wilde veiligstellen. Er was dus geen strijd met de goede zeden, aldus het OLG.
Het OLG München heeft met zijn besluit de testeeringsvrijheid versterkt. De grens naar strijd met de goede zeden kan echter ook door uiterste wilsbeschikkingen worden overschreden. Daarom moet in geval van twijfel juridisch advies worden ingewonnen.
MTR Legal adviseert bij vragen over testamenten en erfcontracten evenals andere onderwerpen van het erfrecht.
Neem gerust contact met ons op!