Besluiten van het Hof van Justitie van de Europese Unie – zaaknummers C-438/23 en C-240/23
Kan een steak, een schnitzel of een worst ook vegetarisch of veganistisch zijn en mag een product op plantaardige basis zo genoemd worden? Deze vraag hield het Hof van Justitie van de Europese Unie bezig. Met het arrest van 4 oktober 2024 (zaaknummers C-438/23) maakte het Hof duidelijk dat ook volledig plantaardige levensmiddelen de benaming van dierlijke producten mogen dragen, zolang er geen wettelijk voorgeschreven benaming voor deze producten bestaat. Een algemeen nationaal verbod op het benoemen van vegetarische of veganistische producten als bijvoorbeeld steak is niet toegestaan, aldus de rechters in Luxemburg.
De benaming van levensmiddelen is een veelbesproken twistpunt in het mededingingsrecht. In principe mogen ze niet zo worden gepromoot dat de consument daardoor wordt misleid. Een veganistische steak kan een tegenstrijdigheid zijn, of de consument daardoor wordt misleid, is een andere vraag, aldus het advocatenkantoor MTR Legal, dat onder andere adviseert in mededingingsrecht.
Frans verbod belandt voor het Hof van Justitie van de Europese Unie
De aanleiding voor de procedure bij het Hof was een Frans decreet dat het gebruik van termen als “worst”, “steak” of “schnitzel” voor plantaardige producten verbood. Het verbod gold ook wanneer de producten duidelijk als “vegan” of “vegetarisch” op de verpakking waren aangeduid.
Tegen dit decreet verzetten zich meerdere organisaties en bedrijven. Zij zagen hun ondernemingsvrijheid en hun concurrentiemogelijkheden beperkt door het verbod. Zij eisten daarom dat het decreet nietig werd verklaard. De Franse Raad van State schakelde daarop het Hof in. Centraal stond de vraag of het in overeenstemming met het EU-recht – met name met Verordening (EU) nr. 1169/2011 – is dat een lidstaat het gebruik van bepaalde termen uitsluitend voor producten van dierlijke oorsprong kan voorbehouden, zelfs wanneer de benaming met een verduidelijkende aanduiding zoals “plantaardig” of “vegan” wordt aangevuld.
Algemeen verbod niet toegestaan
Het Hof besliste dat een generiek, algemeen verbod op het gebruik van vleesbenamingen voor plantaardige producten in strijd is met het Unierecht, tenzij er specifieke, door de uniewetgeving voorgeschreven benamingen bestaan. Een nationale regeling die bepaalde termen uitsluitend voor vleesproducten van dierlijke oorsprong voorbehoudt, is niet toegestaan. Bovendien kan worden aangenomen dat de volgens de verordening verstrekte informatie voor voldoende consumentenbescherming zorgt, aldus de rechters in Luxemburg.
Als een EU-lidstaat geen wettelijk voorgeschreven benaming heeft ingevoerd, mag de fabrikant van veganistische of vegetarische levensmiddelen niet door een algemeen verbod worden verhinderd om gangbare benamingen te gebruiken, voegde het Hof toe.
Gebruik van het EU-biologo
In een andere zaak besliste het Hof op 4 oktober 2024 eveneens over het gebruik van het EU-biologo (zaaknummers C-240/23). In die procedure ging het om een drank die naast biologische ingrediënten ook toegevoegde vitaminen en mineralen bevatte. De Duitse autoriteiten verboden de fabrikant het gebruik van het EU-biologo op dit product, omdat dergelijke toevoegingen volgens de EU-verordening 2018/848 alleen zijn toegestaan als ze wettelijk verplicht zijn. Dat was hier echter niet het geval.
De fabrikant verzette zich hiertegen. Volgens hem was er sprake van ongelijke behandeling ten opzichte van een vergelijkbaar product dat uit de VS werd geïmporteerd. Achtergrond is dat de VS wordt beschouwd als een derde land waarvan de productie- en controlevoorschriften als gelijkwaardig met die van de EU worden erkend. Dat betekent dat producten die aan de voorschriften van de VS voor ecologische of biologische producten voldoen, ook binnen de EU mogen worden verhandeld.
Oneerlijke concurrentienadeel
Het Hof onderschreef grotendeels de opvatting van de Duitse fabrikant en oordeelde dat er sprake is van oneerlijke concurrentienadeel. Het maakte duidelijk dat het EU-biologo alleen op geïmporteerde levensmiddelen mag worden gebruikt als deze volledig voldoen aan de productienormen van de EU voor een certificering met het EU-biologo. De loutere erkenning van de gelijkwaardigheid van normen van een derde land is niet voldoende. Anders bestaat het risico van misleiding van de consument en een verstoring van de concurrentie op de interne markt.
Het Hof beperkte echter dat dit geldt voor het gebruik van het EU-biologo. Als een derde land een eigen certificering voor ecologische/biologische producten heeft, mag deze ook in de EU worden gebruikt, mits hierdoor niet de indruk wordt gewekt dat het product aan de EU-voorschriften voldoet.
De arresten van het Hof laten zien dat bedrijven hun productbenamingen zorgvuldig moeten blijven vormgeven en transparant over ingrediënten en productiemethode moeten informeren.
MTR Legal Rechtsanwälte adviseert in de intellectuele eigendom en in mededingingsrecht.