Verjaringstermijnen voor schadevergoeding bij licentieanalogie in het auteursrecht

News  >  Intern  >  Verjaringstermijnen voor schadevergoeding bij licentieanalo...

Arbeitsrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Steuerrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Home-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Arbeitsrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte

De verjaring van schadevergoedingsaanspraken op basis van de licentie-analogie in het auteursrecht

Het geldend maken van schadevergoedingsaanspraken wegens schending van auteursrechtelijke posities neemt, met name in de context van de licentie-analogie, een grote rol in binnen de industriële rechtsbescherming. De precieze bepaling van het relevante aanvangsmoment van de verjaring en de verjaringstermijn zelf, is hierbij niet alleen van belang voor rechthebbenden, maar ook voor vermeende inbreukmakers. In deze context is de actuele rechtspraak, met name de beslissing van het Bundesgerichtshof (BGH), van bijzonder belang en zorgt voor meer rechtszekerheid met betrekking tot praktische vragen van aansprakelijkheid en rechtshandhaving.

Schadevergoeding volgens de licentie-analogie in één oogopslag

De juridische grondslag voor schadevergoedingsaanspraken bij schending van het auteursrecht is voornamelijk te vinden in § 97 UrhG. De zogenaamde licentie-analogie springt eruit als gangbare methode om de schade te berekenen: Hierbij wordt vastgesteld welke vergoeding normaal gesproken verschuldigd zou zijn geweest voor rechtmatig gebruik. Deze hypothetische benadering dient niet ter bestraffing, maar om het financiële nadeel van de rechthebbende te compenseren. De licentie-analogie wordt met name toegepast wanneer er geen werkelijk afgesloten licentiecontracten zijn, maar een licentieverlening gezien de omstandigheden van het geval voor de hand lag.

Het begin van de verjaring: aanknopingspunt en vereisten

De verjaring van schadevergoedingsaanspraken in het auteursrecht volgt de algemene civielrechtelijke verjaringsregels, voor zover er geen bijzondere regeling in het auteursrecht geldt. Volgens § 102 UrhG in verbinding met § 195 BGB bedraagt de reguliere verjaringstermijn drie jaar. Van cruciaal belang is echter de aanvang van de verjaringstermijn, omdat deze niet automatisch begint bij de inbreuk. Doorslaggevend is volgens § 199 lid 1 BGB wanneer de rechthebbende kennis heeft of zonder grove nalatigheid kennis had moeten krijgen van de inbreuk en de persoon van de schadelijder.

Kennis en grove nalatigheid

De vereisten aan kennis in de zin van § 199 lid 1 BGB zijn door de rechtspraak nader gespecificeerd. De termijn begint pas te lopen wanneer de rechthebbende zekere kennis heeft van de relevante, aanspraak-bevestigende feiten – met name dus van de identiteit van de inbreukmaker en de feitelijke omvang van de inbreuk. Ook geldt grove nalatigheid als voldoende voor het begin van de verjaring, mits de rechthebbende de voorwaarden met eenvoudige navraag zonder moeite had kunnen vaststellen. In de praktijk moet daarbij worden bedacht dat informatie-asymmetrieën en de complexiteit van de bewijslast van grote invloed kunnen zijn.

De actuele rechtspraak en haar gevolgen

Beslissing van het Bundesgerichtshof over verjaring bij licentie-analogie

Het Bundesgerichtshof heeft met zijn uitspraak van 26 juli 2018 (Az.: I ZR 64/17) verduidelijkt dat voor schadevergoedingsaanspraken op basis van de licentie-analogie dezelfde verjaringsregels gelden als voor andere onrechtmatige daad-aanspraken in het auteursrecht. Met name bevestigt het BGH dat de verjaringstermijn niet al begint bij het ongeoorloofde gebruik, maar pas met de positieve kennis van de rechthebbende over de inbreuk en de persoon van de inbreukmaker.

Concretisering van het begin van de verjaring

In het licht van de jurisprudentie van het BGH is als vroegst mogelijke aanvangsmoment van de verjaring het tijdstip te beschouwen waarop de rechthebbende voldoende zekere kennis heeft van de persoon van de inbreukmaker en de wezenlijke omstandigheden van de schending. Onzekerheden of slechts vermoedens zijn niet voldoende. Dit is vooral van groot belang in complexe situaties, bijvoorbeeld wanneer er binnen grote licentieketens of verzamelwerken onduidelijkheid is over individuele personen tussen rechthebbende en inbreukmaker.

Bijzonderheden bij licentieschadevergoeding

In afwijking van tijdelijke standpunten in de literatuur wordt de licentieschadevergoeding niet als een blijvende gebruiksvergoeding met een onbeperkte aanspraak behandeld. De verjaring volgt strikte uitgangspunten zodat overlappende claims tot in het oneindige worden uitgesloten. Dit dient tevens de rechtszekerheid voor alle betrokkenen in het economische verkeer.

Rol van de stelplicht en bewijslast

In het kader van verjaring draagt de eiser de stelplicht en bewijslast voor het niet-hebben van kennis resp. het ontbreken van grove nalatigheid. Dit betekent dat de rechthebbende indien nodig gedetailleerd moet onderbouwen waarom hij pas op een bepaald tijdstip op de hoogte raakte van de inbreuk. Omgekeerd dient de schadeveroorzaker met overtuigend bewijs te komen, indien hij zich op een eerder begin van de verjaringstermijn wil beroepen, bijvoorbeeld wegens eerdere mededelingen of aanwijzingen.

Bijzondere uitdagingen kunnen zich voordoen in situaties waar de rechthebbende een veelheid aan rechten vertegenwoordigt of derden inhuurt voor de handhaving van de rechten. Hier moet vooral worden onderzocht wie over de relevante kennis beschikt – de rechthebbende zelf, of bijvoorbeeld een beheersmaatschappij of gevolmachtigde.

Wederzijdse invloed met andere rechtsgebieden en Europese voorschriften

De termijnregelingen van het auteursrecht zijn ingebed in een systeem van op Europees recht geharmoniseerde voorschriften, die een minimumbescherming moeten waarborgen. Bovendien is het Duitse schadevergoedingsrecht nauw verbonden met het onrechtmatige daadrecht en aspecten uit het belasting- en vennootschapsrecht. Zeker bij grensoverschrijdende gevallen moet worden beoordeeld in hoeverre de verjaringsregels van andere staten van toepassing kunnen zijn (internationaal privaatrecht).

Gelden in een ander land bijvoorbeeld afwijkende kennisnormen of termijnen (ook absolute verjaringstermijnen), dan kunnen internationale bevoegdheidsvragen en het toepasselijke recht grote gevolgen hebben voor de omzetgeneratie en risicopreventie voor ondernemingsgroepen en investeerders.

Bijzonderheden omtrent schorsing en hernieuwd begin van de verjaring

Ten slotte moet in de praktijk met verschillende gebeurtenissen rekening worden gehouden die de verjaring schorsen of de termijn onderbreken (§§ 203 e.v. BGB), zoals onderhandelingen, gerechtelijke maatregelen of de betekening van een dagvaarding. Ook bijzondere wettelijke bepalingen, bijvoorbeeld met betrekking tot inlichtingenvorderingen (§ 102 zin 2 UrhG), kunnen onder bepaalde omstandigheden invloed hebben op de verjaring.

Samenvatting en vooruitblik

Zowel rechthebbenden als gebruikers van beschermde werken worden geconfronteerd met complexe vragen over verjaring, die een aanzienlijke invloed hebben op de economische handhaving en het aansprakelijkheidsrisico. De duidelijkheid door de hoogste rechter (BGH) leidt tot meer rechtszekerheid, maar vereist een genuanceerde beoordeling van de individuele kennis en bewijssituatie in elk afzonderlijk geval.

Voor een betrouwbare inschatting van de relevante risico’s en mogelijkheden, alsmede het gestructureerde beheer van vorderingen binnen en buiten Nederland, is het aan te bevelen juridische ondersteuning in te schakelen met uitgebreide ervaring op het gebied van auteurs- en ondernemingsrecht. De bij MTR Legal werkzame Rechtsanwalt staan ter beschikking om de genoemde aspecten te begeleiden en te beoordelen en kijken ernaar uit uw zaak deskundig te behandelen.

Heeft u een juridisch probleem?

Reserveer uw consult – kies uw gewenste datum online of bel ons.
Landelijk telefoonnummer
Nu bereikbaar

Boek nu een terugbelverzoek

of schrijf ons!