Vereisten voor het ontvangen van insolventievergoeding: Nieuwe verduidelijkingen door de Sozialgericht Heilbronn
De Sozialgericht Heilbronn heeft met uitspraak van 15 januari 2019 (zaaknr.: S 1 AL 3799/16) de voorwaarden voor het recht op insolventievergoeding in bepaalde situaties verduidelijkt. De rechter oordeelde dat werknemers geen recht hebben op insolventievergoeding volgens § 165 SGB III wanneer de economische crisis van de werkgever – in het bijzonder de betalingsonmacht of overmatige schulden – reeds bij het aangaan van het arbeidscontract bestond en bij de werknemer bekend was of had moeten zijn.
Het vonnis onderstreept het bijzondere belang van de insolventievergoeding in het systeem van sociale zekerheid bij insolventie, maar begrenst duidelijk het toepassingsgebied ten opzichte van gevallen waarin werknemers een dienstverband aangaan bij een al zwaar getroffen onderneming. Tegen deze achtergrond is een nadere blik op de aanspraakvoorwaarden, de beschermingsfunctie van de insolventievergoeding en de gevolgen van deze jurisprudentie voor werknemers en werkgevers de moeite waard.
Insolventievergoeding als zekerheidsinstrument
De insolventievergoeding dient als loonsvervangende uitkering voor werknemers van wie de werkgever insolvent wordt. Het dekt het verlies van loon voor de laatste drie maanden van het dienstverband voorafgaand aan het insolventie-evenement (§ 165 SGB III). Het doel is om de economische gevolgen voor werknemers te verzachten doordat het Duitse UWV (Bundesagentur für Arbeit) openstaande loonvorderingen onder bepaalde voorwaarden overneemt.
Vereisten voor de aanspraak en aansprakelijkheidsbeperkende bepalingen
Er bestaat alleen een aanspraak op insolventievergoeding wanneer naast het insolventie-evenement – dus de opening van de insolventieprocedure, afwijzing wegens gebrek aan middelen of de volledige beëindiging van het bedrijf – ook een recht op loon bestaat dat nog niet is voldaan. Van centraal belang is echter, dat het dienstverband is aangegaan op een moment dat de werkgever nog solvabel was en niet overmatig schulden had. Volgens de jurisprudentie bestaat er een beschermingsbehoefte voor de werknemer, mits deze bij het sluiten van het arbeidscontract niet hoefde te verwachten dat de werkgever betalingsonmachtig was.
Het Sozialgericht Heilbronn stelde vast dat de beschermingsdoelstelling van de insolventievergoeding niet omvat dat werknemers worden gecompenseerd die bij het aangaan van het arbeidscontract al bekend waren met de existentiële crisis van de werkgever of dit op zijn minst op de koop toe namen. In dergelijke gevallen ontbreekt het aan een ‘typische beschermingsbehoefte’, omdat de werknemer het risico willens en wetens heeft geaccepteerd. Een uitbreiding van de aanspraak zou volgens de rechtbank de draagkracht van het insolventievergoedingsfonds overschrijden en het systeem onevenredig belasten.
Praktijkrelevantie: Differentiatie naar het individuele geval
Het vonnis benadrukt dat altijd een zorgvuldige beoordeling van de concrete omstandigheden bij het sluiten van het arbeidscontract moet plaatsvinden. In het bijzonder worden de volgende aspecten meegewogen:
* Bestond er op het moment van het sluiten van het contract al een duidelijke betalingsonmacht of overmatige schulden bij de ondernemer?
* Was deze economische situatie voor de werknemer herkenbaar of zelfs overduidelijk?
* Zijn er aanwijzingen uit het gedrag van de werknemer dat deze bewust het economische risico heeft geaccepteerd?
De jurisprudentie vraagt om een individuele beoordeling, waarbij aanwijzingen zoals herhaalde vertraging bij loonbetalingen, relevante berichtgeving in de pers of aanhoudende betalingsproblemen mee kunnen wegen.
Gevolgen voor de praktijk: Werkgevers, werknemers en investeerders
Voor werknemers betekent deze uitspraak dat zij in bepaalde gevallen geen beroep kunnen doen op de beschermingsfunctie van de insolventievergoeding. Dit geldt in het bijzonder wanneer het dienstverband onder omstandigheden begint die duidelijk wijzen op een slechte financiële situatie van de werkgever en de werknemer hiervan op de hoogte is.
Werkgevers die ondanks overduidelijke economische problemen toch nieuwe arbeidsovereenkomsten aangaan, moeten er rekening mee houden dat hun werknemers in geval van uitblijvende betaling mogelijk geen aanspraak maken op staatsbescherming via de insolventievergoeding. Voor investeerders biedt de jurisprudentie extra rechtszekerheid met betrekking tot de kring van degenen die aanspraak kunnen maken op insolventievergoeding bij crisis of herstructurering.
Daarnaast is opmerkelijk dat het vonnis uit Heilbronn past binnen het lopende landelijke debat over de verdere ontwikkeling van het insolventierecht voor arbeidsverhoudingen en staatszekerheidsmechanismen.
Juridisch perspectief
Het vonnis versterkt de systematiek en doelstelling van de insolventievergoeding. De beperking van de aanspraak beschermt de solidariteit van de premiebetalers en voorkomt een ongewenste overheveling van economische risico’s naar het sociale zekerheidsstelsel in situaties waarin werknemers zich bewust waren van het risico.
De reikwijdte van het vonnis betreft niet alleen klassieke gevallen van insolventie, maar ook atypische situaties – zoals langdurige financiële problemen bij bedrijven of herhaalde oprichtingen met dezelfde directie. De rechterlijke beoordeling per geval en de afweging van subjectieve en objectieve omstandigheden zullen hierbij doorslaggevend zijn.
Conclusie en vooruitblik
Tot slot moet worden vastgesteld dat economische crises van de werkgever die al bij het aangaan van het contract bestonden, het recht op insolventievergoeding in individuele gevallen kunnen uitsluiten. De onderliggende jurisprudentie brengt duidelijkheid voor arbeidsverhoudingen in een insolventiecontext en biedt oriëntatie voor alle betrokkenen – van ondernemingen en werknemers tot investeerders.
Dit betreft een thematiek met vele valkuilen in de details, waarvan de juridische beoordeling sterk afhankelijk is van de concrete omstandigheden. Wie met dergelijke vraagstukken – bijvoorbeeld het afbakenen van aanspraakcriteria of de beoordeling van kennis of het moeten weten – geconfronteerd wordt, kan binnen een individuele toetsing door ervaren advocaten een passend advies krijgen. De advocaten bij MTR Legal staan graag ter beschikking voor vragen op het gebied van ondernemingsrecht, arbeidsrecht en insolventierecht.