De terugvordering van corona-noodhulp door het land NRW was onrechtmatig. Dat heeft het hogere bestuursgerechtshof NRW beslist met uitspraken van 17 maart 2023 (Az.: 4 A 1986/22 e.a.).
Om de economische gevolgen van de coronapandemie te verzachten, zette het land NRW in het voorjaar van 2020 een noodhulpprogramma op. Inmiddels worden de hulpgoederen ten minste gedeeltelijk teruggevorderd. Het administratieve rechtbank Düsseldorf had al beslist dat de terugvorderingen niet rechtmatig zijn. Dat heeft het hogere bestuursrechtbank Noordrijn-Westfalen nu bevestigd. De betreffende terugvorderingsaanslagen moeten daarom worden vernietigd, verklaart het zakenkantoor MTR Legal Rechtsanwälte, die ook advies geeft in juridische vragen over corona. Het OVG heeft echter besloten dat het land nog steeds de mogelijkheid heeft om nieuwe eindbeschikkingen op te stellen en ongewenste corona-hulpmiddelen terug te vorderen.
Om ervoor te zorgen dat de corona-hulp in de lente van 2020 snel kon vloeien, werd aanvankelijk afgezien van uitgebreide toetsingen van de aanvragen. Later moesten de ontvangers in de zogenoemde terugmeldprocedure inkomsten en uitgaven in de toekenningsperiode verklaren en berekenden de autoriteiten op basis van deze gegevens het liquiditeitstekort. Betalingen die dit tekort te boven gingen, werden teruggevorderd.
Zo was het ook bij de drie eisers. Zij hadden elk 9.000 euro als corona-noodhulp ontvangen en moesten elk ongeveer 7.000 euro terugbetalen. Daartegen hebben ze met succes bezwaar gemaakt. Het land had zich bij de terugvorderingen niet gehouden aan de bindende richtlijnen uit de toekenningsbeschikkingen, waarin stond dat de corona-hulp uitsluitend bedoeld was om een financiële noodtoestand als gevolg van de pandemie te verlichten en met name financieringstekorten te overbruggen. De terugvorderingen zijn daarom onrechtmatig, aldus het OVG.
De terugmeldprocedure had in de toekenningsbeschikkingen geen basis. De daarin gevraagde gegevens waren ongeschikt om een te verlenen subsidiebedrag te bepalen, aldus het OVG. Ontvangers mochten bovendien vertrouwen op het feit dat zij middelen, die zij terecht ‘voor de verlichting van de financiële noodsituaties van het getroffen bedrijf of de zelfstandige in verband met de COVID-19-pandemie’ of ‘voor het overbruggen van liquiditeitstekorten’ hebben ontvangen, niet hoeven terug te betalen. Als de ontvangers de corona-hulpmiddelen in de toekenningsperiode niet of slechts gedeeltelijk voor deze doeleinden hebben gebruikt, kan het land echter nieuwe eindbeschikkingen afgeven en te veel betaalde middelen terugvorderen, aldus het OVG.
MTR Legal Rechtsanwälte adviseert in juridische vragen over corona.
