OLG Oldenburg wijst schadevergoedingsvorderingen af in verband met het Facebook-datalek
Het Oberlandesgericht (OLG) Oldenburg heeft in meerdere parallel gevoerde beroepsprocedures schadevergoedingsvorderingen van gebruikers tegen het platform Facebook, vertegenwoordigd door Meta Platforms Ireland Limited, afgewezen (uitspraken van 25.04.2024, Az. 13 U 59/23, 13 U 79/23 en 13 U 60/23). Daarmee maakte de rechtbank duidelijk dat de mogelijke privacy-schendingen als gevolg van het bekende “Facebook-datalek” niet automatisch recht geven op een financiële compensatie volgens art. 82 AVG.
Achtergrond: Omvang en gevolgen van het datalek
In april 2021 werd bekend dat een grote hoeveelheid persoonsgegevens van Facebook-gebruikers – waaronder namen, telefoonnummers en andere profielgegevens – zonder toestemming vrij op internet toegankelijk waren. Volgens de betrokkenen was deze openbaarmaking het gevolg van een technische interface (“Contact Importer”), waarmee aanvallers op geautomatiseerde wijze gegevens konden verzamelen.
Centrale rechtsvragen in de procedure
Beoordelingsmaatstaf van de rechtbank
De eisers baseerden hun schadevergoedingsvorderingen hoofdzakelijk op art. 82 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), waarmee van gegevensverwerkers compensatie kan worden geëist voor schade als gevolg van privacy-schendingen. Het OLG Oldenburg heeft nu in hoger beroep de vereisten voor het bewijs van immateriële schade, die verder gaat dan enkel ergernis of ongemak, duidelijk uiteengezet.
Vereiste van een meetbare immateriële schade
De rechtbank benadrukte dat de betreffende eisers onvoldoende hadden onderbouwd in hoeverre zij concreet en individueel immateriële schade hadden geleden. Het is niet voldoende om slechts in algemene zin te verwijzen naar een ongemakkelijk gevoel over het prijsgeven van persoonlijke gegevens. Er moet sprake zijn van een substantiële, persoonlijke aantasting, die aannemelijk en begrijpelijk wordt uiteengezet. De loutere abstracte mogelijkheid van misbruik, bijvoorbeeld door ’telefoonspam’ of phishing, is niet genoeg.
Geen ‘automatisme’ bij vergoeding van immateriële schade
Het OLG volgde niet het standpunt dat elke schending van privacy automatisch een immateriële schade in de zin van art. 82 AVG veroorzaakt. De rechtbank benadrukte het Europeesrechtelijke beginsel dat de enkele schending van privacybepalingen op zichzelf geen recht geeft op vergoeding – daarvoor is individueel bewijs nodig van daadwerkelijk geleden schade.
Belang van de beslissing voor toekomstige procedures
De uitspraken van het OLG Oldenburg maken duidelijk dat er hoge eisen worden gesteld aan de onderbouwing van vorderingen tot vergoeding van immateriële schade bij privacy-schendingen. Alleen het binnendringen in persoonlijke levenssfeer of de vage mogelijkheid van mogelijke overlast zijn volgens het gerechtshof niet voldoende om schadevergoedingsvorderingen te doen slagen.
Hiermee sluit het OLG Oldenburg zich aan bij een steeds meer bestendige rechtspraak die casusgerichte en substantiële onderbouwing vereist. Zowel voor platformbeheerders als voor betrokkenen schept het arrest meer rechtszekerheid over de vergoedbaarheid van immateriële schade door privacy-schendingen.
Praktische overwegingen en vooruitblik
De recent besloten zaken onderstrepen het toenemende belang van procedurele aspecten bij massaal ingestelde schadevergoedingsvorderingen op basis van de AVG. In het bijzonder is het nog onduidelijk hoe het Europees Hof van Justitie in lopende verwijzingsprocedures (bijv. C-340/21) de drempel voor schadevergoedingsvorderingen verder zal preciseren. Tot aan een definitieve uitspraak op Europees niveau moet worden gerekend op verdere verschillen in de rechtspraak tussen de lidstaten.
Conclusie
Het arrest van het OLG Oldenburg bevestigt dat betrokkenen na een privacy-schending concreet en individueel hun daadwerkelijk geleden immateriële schade moeten toelichten. Enkel de zorg om openbaarmaking van persoonlijke gegevens of de algemene mogelijkheid van misbruik is daarvoor niet voldoende. Of dit door een uitspraak van het HvJ-EU fundamenteel zou kunnen veranderen, valt nog te bezien.
Voor bedrijven, particulieren en investeerders doen zich regelmatig complexe vragen voor rondom de bescherming van persoonsgegevens en de verdediging of geldendmaking van bijbehorende rechten. Bij de beoordeling en classificatie van dergelijke privacy-kwesties kunnen aanvullende juridische aspecten een rol spelen. In deze aangelegenheden staan de advocaten van MTR Legal graag tot uw beschikking.