Op 23 januari 2025 bevestigde het Hessische Finanzgericht (Az. 3 K 663/24) dat de nieuwe Hessische Landesgrundsteuergesetz (HGrStG) voldoet aan de grondwettelijke vereisten .
Achtergrond van de procedure
Een particuliere eigenaar van een perceel met een tweegezinswoning op een bebouwd terrein heeft bezwaar gemaakt tegen de door de Belastingdienst vastgestelde grondslag voor de onroerendezaakbelasting op de peildatum 1 januari 2022. Zij stelde dat het nieuwe landsmodel in strijd is met het beginsel van rechtszekerheid volgens art. 20 lid 3 GG en met het gelijkheidsbeginsel uit art. 3 lid 1 GG. Volgens haar is de berekeningsmethode te veel gebaseerd op oppervlaktematen zonder voldoende rekening te houden met daadwerkelijke infrastructuurkosten, vooral omdat alleen is gemikt op een gelijkblijvend opbrengstniveau .
Wettelijke opzet van het Hessische model
H3 Oppervlakte-factor-systeem
Het HGrStG richt zich bij de waardering van onroerend goed met name op de grond- en gebouwoppervlakte, vermenigvuldigd met gestandaardiseerde belastinggrondslagen en locatiefactoren op basis van bodemrichtwaarden .
Rol van de bodemrichtwaarden
Bodemrichtwaarden worden uitsluitend gebruikt voor het bepalen van een locatiefactor, zonder dat zij zelf als waardegerelateerde grondslag voor de belasting dienen . Het rekenmodel blijft daarmee typerend, maar niet expliciet waarde-georiënteerd.
Beoordeling door de rechtbank
Beginsel van rechtszekerheid
De rechtbank volgde het Bundesverfassungsgericht in de opvatting dat bij het uitvaardigen van het aanslagbesluit het concrete belastingbedrag nog niet exact bekend hoeft te zijn – voldoende is dat de orde van grootte betrouwbaar te voorzien is . Omdat door opbrengstneutrale tarieven voor gemeenten te verwachten schommelingen tijdelijk beperkt blijven, is er geen sprake van een schending van het rechtsstaatsbeginsel .
Leistungsfähigkeitsprinzip en equivalentiebeginsel
De rechtbank stelde vast dat eigendom van onroerend goed in principe duidt op draagkracht in de zin van art. 3 GG. Het koppelen aan oppervlakte en locatie is gerechtvaardigd, omdat grotere objecten doorgaans tot een hogere benutting van de infrastructuur leiden – onafhankelijk van het bouwjaar . Daarnaast is het onderscheid tussen bebouwd/niet-bebouwd niet alleen inhoudelijk gerechtvaardigd, maar juridisch vereist, omdat onbebouwde gronden aanzienlijk minder gemeentelijke diensten vergen .
Consistentiebeginsel & gemeentelijke infrastructuur
De veronderstelling dat grotere percelen meer gemeentelijke infrastructuur benutten, wordt door de rechtbank als een toelaatbaar typeringsinstrument beschouwd. Het verwerken van werkelijke kostenstructuren van gemeenten wordt uitgesloten en is niet nodig, omdat de onroerendezaakbelasting geen directe tegenprestatie is voor specifieke diensten .
Hessische grondwet
Tot slot bevestigde de rechtbank dat art. 47 lid 1 van de Hessische grondwet, die sociale en familiale verschillen in de belasting vraagt te overwegen, niet is geschonden. De onroerendezaakbelasting is als objectgerichte belasting opgezet en houdt geen rekening met persoonsgebonden aspecten .
Vooruitblik
Het beroep bij de Bundesfinanzhof is toegestaan vanwege het fundamentele belang . Hiermee is een uitspraak van de hoogste rechter over de grondwettigheid van de Hessische regeling mogelijk.
Betekenis voor betrokkenen
- Planningszekerheid
- Eigenaren kunnen de belastingdruk in de toekomst beter inschatten, omdat het HGrStG transparante parameters hanteert.
- Geen berekeningsloze terugkeer naar eenheidswaarden
- Doordat gemeentelijke infrastructuurkosten buiten beschouwing worden gelaten, blijft het systeem praktisch én vergelijkbaar.
- Toekomstige beslissingen over belastingtarieven
- Een bijkomend risico blijft het vaststellen van het belastingtarief door de gemeenten – bij een verhoging van het tarief moet vanaf nu met grotere lasten rekening worden gehouden.
Conclusie
Het Hessische Finanzgericht bevestigt met deze uitspraak de grondwettigheid van de Landesgesetz voor de grondslagherziening. Het sluit aan bij grondwettelijke principes – met name betreffende rechtszekerheid, gelijkheid en draagkracht – en bevestigt de typering op basis van oppervlakte- en locatiefactoren als gerechtvaardigd en praktijkgericht. Deze rechterlijke bevestiging geeft betrokken eigenaren en het Hessische bestuur meer rechtszekerheid op belastinggebied. Het laatste woord heeft nu de Bundesfinanzhof.
Voor bedrijven, investeerders of vermogende particulieren die naar aanleiding van de nieuwe regelgeving inzake de onroerendezaakbelasting actie moeten ondernemen, biedt MTR Legal Rechtsanwalt maatwerkondersteuning. Of het nu gaat om aanpassing van investerings- of vastgoedstrategieën of juridische begeleiding in bezwaar- en beroepsprocedures — neem gerust contact met ons op.