Op uitgestelde belastingvorderingen zonder rente tijdens Corona worden volgens een uitspraak van het Finanzgericht Münster van 26 oktober 2022 geen invorderingsrente verschuldigd (Az.: 13 K 1920/21).
Corona stelde vele bedrijven en zelfstandigen voor enorme financiële uitdagingen. Om hen te ondersteunen, maakte het Duitse ministerie van Financiën tijdens de pandemie het mogelijk dat belastingvorderingen onder bepaalde voorwaarden renteloos konden worden uitgesteld, legt het advocatenkantoor MTR Legal Rechtsanwälte uit, waarvan de advocaten ook adviseren over juridische kwesties rond Corona.
Het Finanzgericht Münster stelde nu vast dat invorderingsrente moet worden kwijtgescholden als er recht op renteloos uitstel van belastingbetaling bestond. In de onderliggende zaak had de belastingdienst tegenover een vereniging in mei 2020 de vennootschapsbelasting voor het jaar 2018 vastgesteld. Omdat de vereniging moest bijbetalen, stelde de belastingdienst ook de invorderingsrente vast. Volgens de brief van het ministerie van Financiën van 19 maart 2020 over “Fiscale maatregelen om rekening te houden met de gevolgen van het coronavirus” verzocht de vereniging om renteloos uitstel van alle betalingsverplichtingen uit de vennootschapsbelastingaanslag voor 2018.
De belastingdienst verleende wel het renteloze uitstel van de belastingvordering, maar wees de kwijtschelding van de invorderingsrente af. Hiertegen verzette de vereniging zich en voerde aan dat de rente niet zou zijn ontstaan als de belastingdienst de vennootschapsbelastingaanslag voor 1 april 2020 had vastgesteld.
De klacht had succes bij het FG Münster. De invorderingsrente moet worden kwijtgescholden, aldus de rechtbank. Als rechtvaardiging voerde het aan dat de heffing van de invorderingsrente materieel onbillijk was geweest. Want door de vertraagde belastingvaststelling had de eiser geen liquiditeitsvoordeel behaald en had de belastingdienst ook geen liquiditeitsnadeel. In principe zou de in mei 2020 vastgestelde belastingheffing geschikt zijn om een liquiditeitsvoordeel te creëren, dat de belastingdienst zou willen afromen. Aangezien de eiser echter onbetwistbaar door de BMF-brief van maart 2019 recht had op het renteloos uitstel van de vennootschapsbelastingaanbetaling, is niet duidelijk waar een bijkomend liquiditeitsvoordeel door de vertraagde belastingheffing zou liggen, aldus de rechtbank, die beroep bij het Bundesfinanzhof heeft toegestaan.
Ook al is de Corona-situatie inmiddels verbeterd – juridische vragen blijven bestaan. De advocaten van MTR Legal adviseren over juridische problemen in verband met Corona.
