Sparkasse verplicht tot terugbetaling bij geschil over rekeningkosten

News  >  Bankrecht  >  Sparkasse verplicht tot terugbetaling bij geschil over reke...

Arbeitsrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Steuerrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Home-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Arbeitsrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte

Principebeslissing over de terugbetaling van bankkosten door een Sparkasse

In een actuele procedure heeft het Bundesgerichtshof (BGH) met het arrest van 20 november 2024 (zaaknr. XI ZR 139/23) voor aanzienlijke duidelijkheid gezorgd over de terugvordering van ten onrechte geheven bankkosten door kredietinstellingen. De procedure vond plaats in de context van jarenlang debat over de vraag of, en in hoeverre, banken en spaarbanken achteraf kosten voor betaalrekeningen mogen verhogen wanneer klanten niet uitdrukkelijk akkoord gaan met de wijzigingen.

Achtergrond van de procedure

De eiseres, een consumentenbeschermingsorganisatie, had een Sparkasse aangeklaagd voor de terugbetaling van bankkosten die op basis van eenzijdige aanpassingen in de tarieven waren geheven. De Sparkasse had deze wijzigingen enkel gemeld met verwijzing naar de Algemene Voorwaarden (AV), zonder expliciete toestemming van de rekeninghouders te hebben verkregen.

Het BGH moest daardoor centrale vragen over de interpretatie van §§ 305 e.v. BGB (regels inzake algemene voorwaarden) en hun verhouding tot actieve toestemming bij tariefwijzigingen verduidelijken. Met name speelde de vraag in hoeverre banken en spaarbanken nog mogen uitgaan van een zogenaamde ’toestemmingsfictie’, dus een instemming van de klant tenzij deze uitdrukkelijk bezwaar maakt.

Juridisch kader en motivering van de beslissing

Het BGH bevestigde de rechtsopvatting die reeds voortkwam uit zijn principebeslissing uit 2021 (zaaknr. XI ZR 26/20). Volgens deze uitspraak kan een eenzijdige wijziging van rekeninghouderskosten door loutere mededeling en stilzwijgend akkoord geen rechtsgeldige basis vormen voor het heffen van hogere vergoedingen. Voor de geldigheid van wijzigingen van prijsbepalingen in bankcontracten is de uitdrukkelijke toestemming van de klant vereist.

Daaruit volgt dat alle betalingen die het gevolg waren van dergelijke eenzijdige aanpassingen, zonder rechtsgrond zijn verricht en in principe kunnen worden teruggevorderd. Daarnaast wees de rechtbank erop dat vorderingen tot terugbetaling ook voor langer geleden betaalde bankkosten kunnen bestaan, waarbij echter rekening moet worden gehouden met de gebruikelijke civiele verjaringstermijnen.

Belang voor klanten en instellingen

Gevolgen voor banken en spaarbanken

Het actuele arrest oefent druk uit op de kredietsector om de communicatie rond contractvoorwaarden met klanten te herzien en bestaande contracten transparanter te maken. Vooral geautomatiseerde aanpassingen aan veranderde marktomstandigheden, die uitsluitend op AV-bepalingen gebaseerd zijn, botsen volgens de hoogste rechtspraak nu met de wil van de wetgever en de voorschriften van het BGH.

Terugvorderingsvorderingen en verjaring

Klanten krijgen door deze beslissing de mogelijkheid om onterecht geheven bankkosten te vorderen op grond van § 812 lid 1 zin 1 alternatief 1 BGB (terugvordering wegens ongerechtvaardigde verrijking). Beslissend hiervoor is echter de respectieve verjaringstermijn, doorgaans drie jaar vanaf het moment dat bekend wordt dat de schuld niet bestaat. In hoeverre oudere vorderingen alsnog kunnen worden geltend gemaakt, hangt af van de individuele situatie.

Enkele belangrijke vragen over de overgang van vorderingen, bijvoorbeeld aan wie de vordering tot terugbetaling moet worden gericht en hoe mogelijke verjaringsverweren moeten worden beoordeeld, zijn door het BGH-arrest geconcretiseerd. Toch blijft er ruimte voor interpretatie van detailkwesties, zoals over het verlies van recht of de verrekening van andere voordelen.

Belang voor contractopstelling

Voor ondernemingen, institutionele beleggers en vermogende particulieren die langdurige relaties met financiële instellingen onderhouden, heeft het arrest een grote relevantie. De contractuele regelmechanismen voor tariefaanpassingen en de omgang met toestemmingsvereisten moeten nu nog zorgvuldiger worden gestructureerd. Kredietinstellingen dienen hun standaardcontracten aan te passen aan de nieuwe eisen om rechtsonzekerheden en terugvorderingen te voorkomen.

Conclusie en verdere ontwikkelingen

De uitspraak van het BGH vormt een verdere mijlpaal in de ontwikkeling van de rechtspraak omtrent de toelaatbaarheid van tariefaanpassingen in bankcontracten. Hoewel de fundamentele richtlijnen met deze uitspraak zijn vastgesteld, blijft er in de praktische uitvoering aanzienlijke behoefte aan verduidelijking – met name wat betreft de handhaving en afwering van vorderingen tot terugbetaling en schadevergoeding, zoals in de verhouding tussen bank en zakelijke klant of bij complexere contractstructuren.

Voor betrokkenen en geïnteresseerden is het raadzaam om hun individuele contractrelaties in het licht van deze uitspraak te toetsen en eventuele vorderingen binnen de geldende termijnen geldend te maken. Gezien de complexiteit van de materie en de daaruit voortvloeiende juridische vragen, staan de Rechtsanwalt bij MTR Legal graag ondersteunend en adviserend voor u klaar. Verdere informatie over dit onderwerp kan te allen tijde worden ingewonnen.

Heeft u een juridisch probleem?

Reserveer uw consult – kies uw gewenste datum online of bel ons.
Landelijk telefoonnummer
Nu bereikbaar

Boek nu een terugbelverzoek

of schrijf ons!