Achtergrond van de procedure
In de jaren na de financiële crisis namen gerechtelijke geschillen over mogelijke plichtsverzuimen van voormalige bestuursleden in ondernemingen die actief waren op het gebied van kapitaalinvesteringen toe. Tegen deze achtergrond stond ook een rechtszaak tegen meerdere voormalige bestuurders van Accessio AG (voorheen “GFE Gesellschaft für Europäische Kapitalanlagen AG”, later “Accessio Wertpapierhandels AG”) ter beslissing bij het Oberlandesgericht Schleswig-Holstein. De eiseres, een internationale investeringsmaatschappij, vorderde schadevergoeding van miljoenen euro’s wegens vermeende misstanden in verband met het afsluiten en beheren van eigenhandelsactiviteiten.
Juridisch toetsingskader voor bestuurdersaansprakelijkheid
Verplichtingen van voormalige bestuursleden
Bestuursleden van een naamloze vennootschap zijn volgens § 93 lid 2 AktG persoonlijk tegenover de vennootschap aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit verwijtbare schendingen van hun plichten als orgaan. Voorwaarde hiervoor is het juridisch vereiste bewijs dat er een causaal verband bestaat tussen een concrete plichtsverzuim en de opgeëiste schade.
Eisen aan de stelplicht en bewijslast
Het Oberlandesgericht bevestigde de strenge eisen voor de stelplicht van de eisende vennootschap. Voor elk beweerd plichtsverzuim moet inzichtelijk worden gemaakt op welke wijze het betrokken bestuurslid precies heeft gehandeld in strijd met wettelijke of statutaire verplichtingen, welk concreet gedrag wordt verweten en hoe daaruit schade voor de vennootschap is ontstaan. Algemene beweringen of onduidelijke feitelijke uiteenzettingen zijn dus niet voldoende.
Motivering van de beslissing in het onderhavige geval
Beoordeling van de feitelijke stellingen
In de onderhavige procedure heeft de rechtbank de overgelegde documenten en argumenten zorgvuldig beoordeeld. De eiseres beriep zich op verschillende verwijten met betrekking tot het beheer van eigenhandelposities en op de toezichtsplichten van het bestuur. De rechtbank zag echter geen voldoende gesubstantieerde stelling van schendingen die de persoonlijke aansprakelijkheid van de gedaagden konden rechtvaardigen:
De kenmerken van de kapitaalmarktregulering en de kadervoorwaarden van Accessio AG werden uitgebreid belicht, maar centrale verwijten zoals onvoldoende toezicht op het bedrijf of foutieve beleggingsbeslissingen werden niet voldoende concreet onderbouwd.
Verder ontbrak volgens de rechtbank een plausibele uiteenzetting aan welk voormalig bestuurslid welk verwijt individueel kon worden toegeschreven.
Geen bewijs voor het ontstaan van schade door plichtsverzuim
De rechtbank benadrukte dat een mogelijk verlies uit de eigenhandel van de vennootschap op zichzelf nog geen aanknopingspunt vormt voor een aansprakelijkheid veroorzakend plichtsverzuim. Voor een dergelijke aansprakelijkheid is immers een duidelijke relatie vereist tussen foutieve beslissingen en een verwijtbare schending van interne of wettelijke zorgvuldigheidsplichten. In het concrete geval zag de rechtbank hiervoor geen voldoende aanknopingspunten.
Daarnaast wees het Oberlandesgericht erop dat uit de algemene slechte economische situatie van een onderneming niet zonder meer op een plichtsverzuim van organen mag worden geconcludeerd. De omstandigheden van het individuele geval moeten steeds afzonderlijk worden onderzocht en beoordeeld.
Gevolgen en praktische impact
De beslissingen van het Oberlandesgericht Schleswig-Holstein, zaaknummers 5 U 14/12 e.a. (vonnis van 14 mei 2013), maken duidelijk dat de persoonlijke aansprakelijkheid van voormalige organen aan hoge formele en materiële eisen is onderworpen. De vennootschap is verplicht plichtsverzuimen systematisch en helder te onderbouwen en de causaliteit met de gevorderde schade concreet aan te tonen. Vooral het enkel verwijzen naar een negatieve bedrijfsontwikkeling of algemene onregelmatigheden is daarbij niet voldoende.
Voor ondernemingen, de rechthebbenden of potentieel getroffen organen, levert dit belangrijke aanwijzingen op voor de omgang met mogelijke bestuurdersaansprakelijkheidskwesties. Grondige analyse en documentatie van interne bedrijfsprocessen en zorgvuldigheid bij het instellen van vorderingen worden steeds belangrijker.
Aanwijzingen over de lopende procedure en de rechtspositie
De door de eisers ingestelde vorderingen zijn met deze beslissing op basis van de voorgelegde feiten en het geschilpunt afgewezen. Daarbij blijft opgemerkt dat alle feiten nog steeds onder het vermoeden van onschuld vallen en dat een definitieve oplossing in vergelijkbare zaken altijd een grondige rechterlijke beoordeling vereist.
(Bron: Oberlandesgericht Schleswig-Holstein, uitspraken van 14 mei 2013, zaaknummers 5 U 14/12, 5 U 33/12, 5 U 42/12)
Juridische vraagstukken in de context van bestuurdersaansprakelijkheid
De complexe voorschriften van het vennootschapsrecht en de zich ontwikkelende rechtspraak over bestuurdersaansprakelijkheid vormen voor ondernemingen en betrokken bestuursleden regelmatig grote uitdagingen. Tegen de achtergrond van toenemende claimdruk en strengere regelgeving is een zorgvuldig en strategisch juridisch advies van cruciaal belang.
Wanneer er vragen rijzen over de handhaving of de afweer van aanspraken uit bestuurdersaansprakelijkheid, aansprakelijkheid binnen de kapitaalinvesteringensector of aanpalende rechtsgebieden, staan de advocaten van MTR Legal u graag met hun uitgebreide kennis van het vennootschaps- en ondernemingsrecht als aanspreekpunt ter beschikking.