Rechterlijke beoordeling van reclame-uitingen voor desinfectiemiddelen – Het criterium van ‘huidvriendelijkheid’
De reclame-uiting van een fabrikant dat een desinfectiemiddel ‘huidvriendelijk’ is, is volgens een beslissing van het Bundesgerichtshof (BGH, Az. I ZR 108/22) niet toegestaan. De rechtbank oordeelde dat deze bewering niet verenigbaar is met de strenge eisen van het mededingingsrecht, omdat ze de aangesproken consument misleidt en in strijd is met reclameverboden uit het geneesmiddelenrecht. Het volgende artikel laat zien welke juridische maatstaven bij de promotie van desinfectiemiddelen centraal staan en welke speelruimte bedrijven nog hebben.
Toegestane gezondheidsclaims in verband met biociden
Maatstaf verbod op misleiding
Volgens § 5 lid 1 UWG (wet tegen oneerlijke mededinging) is elke commerciële handeling verboden die onjuiste of tot misleiding geschikte mededelingen bevat over wezenlijke kenmerken van een product. Dit omvat in het bijzonder beweringen die verwachtingen wekken met betrekking tot de veiligheid of de gezondheidsschadelijkheid van een product, die objectief niet gerechtvaardigd zijn.
Desinfectiemiddelen zijn meestal biociden, waarvan het primaire doel is om micro-organismen, bacteriën en virussen te elimineren of hun vermenigvuldiging te voorkomen. Hieruit volgt dat ze bestanddelen moeten bevatten die gericht inwerken op micro-organismen. Deze werkingsmechanismen brengen echter ook het risico met zich mee dat ze fysiologische reacties op de menselijke huid kunnen veroorzaken – bijvoorbeeld huidirritatie of allergische reacties. Deskundige normen en relevante studies tonen aan dat zelfs ogenschijnlijk milde desinfectiemiddelen in bepaalde omstandigheden het huidbeeld kunnen aantasten.
Objectief consumentenbegrip
In het concrete geval bevestigde het BGH de eerdere instanties: Wordt een desinfectiemiddel met het kenmerk ‘huidvriendelijk’ aangeprezen, dan begrijpen consumenten dit zo dat er geen nadelige effecten op de huid te verwachten zijn. Een dergelijk kwaliteitsbeloften suggereert een onbeperkt beschermingsniveau voor de huid, dat de producteigenschappen – gezien het gehalte aan werkstoffen – echter niet kunnen waarmaken. Zonder wetenschappelijk onderbouwd bewijs of een wettelijk vereiste toelating kan deze bewering niet worden gehandhaafd.
Daar komt bij dat gezondheidsclaims bij biociden en desinfectiemiddelen volgens art. 72 lid 3 van Verordening (EU) nr. 528/2012 (BPR) zelfs verboden zijn als de adverteerder de bewering subjectief juist acht of deze op afzonderlijke onderzoeksresultaten is gebaseerd.
Juridische grenzen van productpromotie – met name volgens geneesmiddelen- en mededingingsrecht
Afgrenzing ten opzichte van toegestane beweringen
Uitingen als ‘huidvriendelijk’, ‘zacht voor de huid’ of ‘vrij van bijwerkingen’ vereisen een op bewijs gebaseerde onderbouwing, die in de praktijk nauwelijks te leveren is. Ook verwijzingen naar dermatologische tests zijn op zichzelf niet voldoende, aangezien ze de consument niet voldoende informeren en methodologisch vaak niet voldoende generaliseerbaar zijn.
Informatieverplichtingen en etiketteringsrecht
De relevante voorschriften bepalen dat reclame voor desinfectiemiddelen duidelijk moet onderscheiden tussen daadwerkelijke, gedocumenteerde producteigenschappen en positieve waarde-oordelen. Niet alleen het mededingingsrecht, maar ook het recht inzake biociden en het geneesmiddelenreclamerecht bieden een uitgebreide consumentenbescherming. Bedrijven moeten daarom bij de etikettering en reclame van hun producten zowel transparantie als wetenschappelijke onderbouwing van hun beweringen waarborgen.
Belang van de BGH-uitspraak voor fabrikanten en distributeurs
De uitspraak maakt duidelijk welke restricties er gelden voor gezondheidsclaims in de sector van biociden. Fabrikanten en distributeurs van desinfectiemiddelen dienen de geldende reclamebeperkingen na te leven om het risico op kostbare stakingsvorderingen en waarschuwingen te vermijden. Een uitgebreide documentatie van de productcompatibiliteit en zo nodig een door de overheid getoetste toelating van de uitingen zijn net zo onmisbaar als een continue controle van reclame-uitingen in het licht van nieuwe wettelijke eisen.
Fabrikanten en adverteerders kunnen uit het besluit van het BGH afleiden dat transparante, op wetenschappelijke inzichten gebaseerde marketing in de gevoelige sector van biociden onontkoombaar is.
Voor bedrijven die zich bezighouden met de promotie van desinfectiemiddelen of vergelijkbare biociden, is een zorgvuldige juridische toetsing van de gebruikte reclame-uitingen aan te raden. Bij vragen over toegestane vermeldingen en reclameactiviteiten staan de Rechtsanwälte van MTR Legal klaar voor een individuele beoordeling.