Recht op kosteloze terbeschikkingstelling van hulpmiddelen door de ondernemer – Nieuwe ontwikkelingen in het handelsagentenrecht na het BGH-arrest
In het handelsagentenrecht zijn vraagstukken over vergoeding en uitbetaling vaak onderwerp van gerechtelijke geschillen. In dit verband is het van groot belang onder welke voorwaarden een handelsagent aanspraak kan maken op de terbeschikkingstelling van werkmiddelen zonder vergoeding of kosten. Het Bundesgerichtshof (BGH) heeft zich in twee fundamentele uitspraken van 4 mei 2011 (zaaknummers VIII ZR 10/10 en VIII ZR 11/10) met deze materie beziggehouden en daarmee belangrijke maatstaven voor de uitleg van § 86a Handelsgesetzbuch (HGB) vastgesteld.
Wettelijke basis: regeling van § 86a HGB
Volgens § 86a lid 1 HGB is de ondernemer verplicht om de handelsagent de voor de uitoefening van zijn werkzaamheden “noodzakelijke documenten” ter beschikking te stellen en hem in het bijzonder monstercollecties, tekeningen, prijslijsten, algemene voorwaarden en andere noodzakelijke informatie te verschaffen. De bepaling beschermt de economische belangen van de handelsagent en beoogt te waarborgen dat deze zijn contractuele taken naar behoren en effectief kan uitvoeren.
Omvang en grenzen van het recht
Begrip van “noodzakelijke” hulpmiddelen
Het criterium van “noodzakelijkheid” vergt een casuïstische interpretatie. Bepalend is of het betreffende werkmiddel – bijvoorbeeld een monsterboek of een bestelformulier – voor een ordentelijke werkzaamheid van de handelsagent onmisbaar is of in ieder geval vereist is. Een uitgebreidere uitrusting, die enkel de arbeidsomstandigheden verbetert of de verkoop efficiënter maakt, valt doorgaans niet onder het wettelijk recht op terbeschikkingstelling.
Kostenovername: Terbeschikkingstelling zonder tegenprestatie
De kernvraag die het BGH heeft behandeld, betreft de verplichting tot het dragen van kosten: Moet de ondernemer de vereiste documenten “kosteloos” of tegen betaling aan de handelsagent verstrekken? Het Bundesgerichtshof heeft ondubbelzinnig duidelijk gemaakt dat een recht op terbeschikkingstelling van de in de zin van § 86a lid 1 HGB vereiste hulpmiddelen in beginsel kosteloos bestaat, dus zonder een betaling door de handelsagent. Terugvorderingen of kostenverrekening door de ondernemer zijn dan ook uitgesloten, voor zover deze betrekking hebben op hulpmiddelen die voor de werkzaamheden onmisbaar zijn.
Afgrenzing tot niet-noodzakelijke werkmiddelen
Niet ieder object dat de handelsagent als nuttig of wenselijk beschouwt, valt onder de verplichting van § 86a HGB. Reclamegeschenken, bijzondere uitrustingen of specifieke technische apparaten, waarvan het gebruik het gebruikelijke te boven gaat, hoeven niet verplicht aan de handelsagent beschikbaar gesteld te worden. Een duidelijke afbakening moet altijd met inachtneming van de contractuele afspraken en de branchegebruiken worden gemaakt.
Praktische gevolgen van de BGH-rechtspraak
Rechtszekerheid voor handelsagenten
Door de duidelijke stellingname van het BGH worden de economische zelfstandigheid en onafhankelijkheid van de handelsagent versterkt. Handelsagenten hoeven niet te vrezen dat hen achteraf kosten in rekening worden gebracht voor de voor de contractuele verplichtingen noodzakelijke informatie en monsters – tenzij uitdrukkelijk en rechtsgeldig anders is overeengekomen.
Speelruimte bij handelsagentuurovereenkomsten
Ondernemingen dienen voortaan rekening te houden met beperkingen bij het eenzijdig doorberekenen van kosten voor essentiële werkmiddelen. Voor zover binnen een handelsagentuurovereenkomst bepalingen worden opgenomen die de handelsagent verplichten om kosten voor noodzakelijke hulpmiddelen te dragen, bestaat het risico dat een dergelijke clausule nietig is.
Gevolgen voor lopende en toekomstige contractuele relaties
De BGH-beslissingen zijn relevant voor alle contractuele verhoudingen die onder het handelsagentenrecht vallen. Ondernemingen en handelsagenten dienen hun bestaande contracten te herzien om te verzekeren dat aan de wettelijke eisen en de vastgestelde uitleg van de hoogste rechter wordt voldaan. Vooral algemene afspraken of eenzijdige kostendoorberekeningen moeten worden getoetst op hun toelaatbaarheid.
Conclusie en vooruitblik
De rechtspraak van het Bundesgerichtshof geeft het handelsagentenrecht een noodzakelijke precisering met betrekking tot de uitrustingsplicht van de ondernemer. Hierdoor ontstaat er meer duidelijkheid over welke documenten en hulpmiddelen verplicht en vooral zonder kosten voor de handelsagent beschikbaar moeten worden gesteld. Bij twijfel over de kwalificatie van werkmiddelen of de geldigheid van contractuele kostenbepalingen, is het in het algemeen aan te raden een zorgvuldige toetsing te doen aan de hand van de actuele rechtspositie.
Voor ondernemingen en handelsagenten die actief zijn in de handelsvertegenwoordiging en de gevolgen van deze BGH-uitspraak willen beoordelen in het kader van hun contractuele betrekkingen, staan de Rechtsanwalt bij MTR Legal met diepgaande ervaring in handels- en distributierecht ter beschikking.