Geen automatische vrijstelling: proceskostenhulp en het Bundesagentur für Arbeit
Het Oberlandesgericht Frankfurt am Main heeft in haar beschikking van 19 juli 2024 (zaaknr.: 4 W 13/24) duidelijk gemaakt dat het Bundesagentur für Arbeit bij het dragen van proceskosten niet van tevoren wettelijk is vrijgesteld van de eigen bijdrage. Deze beslissing betreft de fundamentele vraag over de toepasbaarheid van de regels omtrent proceskostenhulp (PKH) op publiekrechtelijke instellingen en verduidelijkt de wettelijke grenzen van de ontlasting van publieke instanties in civiele procedures.
Proceskostenhulp in het Duitse civiele procesrecht
De proceskostenhulp is door de wetgever geïntroduceerd als instrument om partijen met een laag inkomen toegang tot de rechter te bieden. Doorslaggevend zijn de bepalingen van §§ 114 e.v. Zivilprozessordnung (ZPO), die bepalen dat de aanvrager zijn financiële behoefte aantoont. In geval van toekenning kunnen na rechterlijke toetsing de kosten van het geschil geheel of gedeeltelijk uit de staatskas worden gedragen, waarbij altijd een beoordelingsvrijheid geldt. De behoefte is daarbij niet alleen van toepassing op natuurlijke personen, maar ook op rechtspersonen, mits een overeenkomstig belang bij het voeren of verdedigen van een rechtszaak wordt aangetoond (§ 116 ZPO).
De bijzondere positie van publiekrechtelijke instellingen
Blijvend is regelmatig de vraag in hoeverre publiekrechtelijke instellingen – zoals het Bundesagentur für Arbeit – verplicht zijn om eerst uit eigen begrotingsmiddelen middelen voor proceskosten te verstrekken, voordat een beroep op PKH kan worden gedaan. Volgens § 116 zin 1 nr. 2 ZPO wordt proceskostenhulp aan rechtspersonen en procesbevoegde verenigingen alleen verleend indien de te verwachten proceskosten niet kunnen worden gedragen uit hun vermogen, rekening houdend met de economische situatie van hun leden of aandeelhouders.
Rechtspraak van het OLG Frankfurt am Main
In de onderliggende procedure streed het Bundesagentur für Arbeit voor een doel binnen haar eigen domein. Zij verzocht om proceskostenhulp en beriep zich daarbij op haar publiekrechtelijke functie en het feit dat er in het lopende begrotingsjaar geen toereikende middelen beschikbaar waren.
Het OLG Frankfurt am Main maakte duidelijk dat het Bundesagentur für Arbeit als rechtstreeks federaal publiekrechtelijk lichaam met eigen begrotings- en financiële autonomie niet automatisch is vrijgesteld van de verplichting tot het dragen van kosten binnen het PKH-proces. Zij dient eerst beschikbare begrotingsmiddelen aan te spreken om de proceskosten te dekken. Een algemene voorrang voor proceskostenhulp op basis van een publiekrechtelijke status bestaat niet.
Belangrijke aspecten van de rechterlijke beoordeling
De rechtbank benadrukte dat het Bundesagentur für Arbeit volgens het principe van begrotingsautonomie – en binnen de wettelijke taken – ook gehouden is tot een economisch verantwoorde aanwending van middelen. Het aanvragen van PKH mag er niet toe leiden dat overheidsinstanties een voordeel krijgen ten opzichte van particulieren of bedrijven. Alleen in uitzonderlijke gevallen – zoals bij wettelijke beperkingen of doelgebonden middelen – kan een ontlasting overwogen worden. In het onderhavige geval waren dergelijke voorwaarden in de ogen van de rechtbank niet aanwezig.
Gevolgen voor de praktijk en de procesdeelnemers
Deze uitspraak onderstreept dat de begunstiging volgens §§ 114 e.v. ZPO in principe restrictief moet worden uitgelegd, ook indien de aanvragers publiekrechtelijke lichamen zijn. De procesdeelnemers dienen zich ervan bewust te zijn dat eigen middelen voorrang hebben en PKH slechts in tweede instantie kan worden toegekend. Dit betekent voor overheidsorganisaties een verhoogde toetsings- en bewijsplicht met betrekking tot de aangesproken begrotingsposten.
Informatie over de stand van het proces
Bij de bovenstaande toelichtingen gaat het om een weergave van een onherroepelijke beslissing (OLG Frankfurt a.M., beschikking van 19.07.2024, zaaknr.: 4 W 13/24). Verdere details, in het bijzonder betreffende mogelijke rechtsmiddelen, zijn te vinden in de beschikking en de openbare bronnen (zie https://urteile.news/OLG-Frankfurt-am-Main_4-W-1324).
Conclusie
Met deze beschikking wordt de noodzaak van een gedifferentieerde benadering van de proceskostenhulp voor publiekrechtelijke lichamen benadrukt. De bevoorrechting krachtens § 116 ZPO is aan strikte voorwaarden gebonden en leidt niet tot een automatische vrijstelling van de verplichting om proceskosten uit eigen middelen te betalen.
Mocht u vragen hebben over de toepassing van proceskostenhulp of over mogelijkheden van procesfinanciering voor instellingen en ondernemingen, dan staan de Rechtsanwälte van MTR Legal Rechtsanwalt graag voor een individuele beoordeling van uw zaak tot uw beschikking.