Ten onrechte ingehouden belastingen moeten met 6 procent worden rentedragend. Dat heeft het Finanzgericht Köln met een vonnis van 17 november 2021 besloten (Aktenzeichen: 2 K 1544/20).
Als belastingplichtigen achter raken met belastingbetalingen, moeten ze rente betalen over de verschuldigde belastingen. Het belastingrecht werkt echter ook andersom, zoals het vonnis van het Finanzgericht Köln aantoont: Volgens dit vonnis moet ook een terugvordering van belasting, die ten onrechte werd geweigerd onder verwijzing naar bepalingen die in strijd zijn met het EU-recht, rentedragend zijn, legt het economische advocatenkantoor MTR Rechtsanwälte uit, dat zich onder andere specialiseert in belastingrecht.
Eiser voor het FG Köln was een in Oostenrijk gevestigd bedrijf. De maatschappij had bij het Bundeszentralamt für Steuern (BZSt) verschillende verzoeken ingediend voor vrijstelling en teruggaaf van de Duitse roerende voorheffing en solidariteitsbijdrage. Onder verwijzing naar § 50d lid 3 van de Einkommensteuergesetz (EStG) werden de verzoeken echter afgewezen. Het Hof van Justitie van de Europese Unie had besloten dat deze bepaling niet verenigbaar is met het EU-recht omdat deze in strijd is met de vestigingsvrijheid en de vrijheid van kapitaalverkeer. Daarom heeft de maatschappij recht op teruggave van ten onrechte betaalde belastingen. Nu eiste zij bovendien rente over de terug te geven belastingen.
Omdat het BZSt de rente afwees, spande de maatschappij een rechtszaak aan. De rechtszaak was succesvol bij het FG Köln. Het gerecht stelde vast dat de eiser vanwege de in strijd met het EU-recht ingehouden roerende voorheffing recht had op rente ten bedrage van 0,5 procent per maand dan wel 6 procent per jaar. Daarbij begint de rentevordering doorgaans op de eerste dag van de ten onrechte betaalde belasting, zo oordeelde de rechter.
Echter, aldus het FG Köln verder, moet het BZSt een redelijke termijn van vier maanden en tien werkdagen worden gegeven voor de verwerking van het teruggaveverzoek, op voorwaarde dat de belastingplichtige geen gebruik heeft gemaakt van de vrijstellingsprocedure die wettelijk is voorzien voor de roerende voorheffing.
De beslissing is niet definitief. Het beroep is bij de Bundesfinanzhof onder zaaknummer I R 50/21 hangende.
Het advocatenkantoor MTR Rechtsanwälte biedt haar cliënten ervaren advocaten op het gebied van belastingrecht.
