Recht op kinderbijslag bij vrijwillige militaire dienst: actuele ontwikkelingen en fiscale classificatie
Met het arrest van 25 april 2024 (zaaknr.: III R 43/22) heeft het Bundesfinanzhof (BFH) verduidelijkt dat in de regel tijdens het verrichten van vrijwillige militaire dienst geen recht op kinderbijslag bestaat. Deze uitspraak sluit aan bij de fiscale en sociaalrechtelijke systematiek rondom het toekennen van kinderbijslag en roept daarnaast verdere vragen op met betrekking tot de fiscale kwalificatie van de vrijwillige militaire dienst.
Juridisch kader van het recht op kinderbijslag
Het recht op kinderbijslag is geregeld in §§ 62 e.v. Einkommensteuergesetz (EStG). Volgens § 63 lid 1 zin 2 EStG kunnen ook kinderen die een opleiding volgen of een vrijwilligersdienst verrichten, in aanmerking komen voor het kinderbijslagregime. De vrijwillige militaire dienst volgens § 58b Soldatengesetz valt echter niet onbeperkt onder deze bepaling.
Afbakening ten opzichte van andere vrijwilligersdiensten
Vrijwilligersdiensten in de zin van het kinderbijslagrecht zijn bijvoorbeeld het Vrijwillig Sociaal Jaar (FSJ) of het Vrijwillig Ecologisch Jaar (FÖJ), zoals uitdrukkelijk genoemd in § 2 lid 1a Bundeskindergeldgesetz (BKGG). Ook erkende federale vrijwilligersdiensten (§ 3 BFDG) kunnen meetellen voor de beoordeling. De vrijwillige militaire dienst daarentegen wordt volgens de wettelijke systematiek niet als opleiding of maatregel beschouwd die automatisch leidt tot een bevoorrechte positie onder het kinderbijslagrecht.
Inhoud en doelstelling van de vrijwillige militaire dienst
De vrijwillige militaire dienst volgens § 58b Soldatengesetz stelt jonge mensen in staat om tot 23 maanden diensttijd op vrijwillige basis te verrichten. De dienst omvat weliswaar enige opleiding en verschillende bij- en nascholingen, maar staat in de eerste plaats ten dienste van landsverdediging. De BFH verwijst daarbij naar het ontbreken van kwalificatie van de vrijwillige militaire dienst als beroepsopleiding in de zin van § 32 lid 4 zin 1 nr. 2a EStG.
Verhouding tot eerste en tweede opleiding
Tegen deze achtergrond wordt de vrijwillige militaire dienst niet als een fase van eerste beroepsopleiding aangemerkt, wat het recht op kinderbijslag beperkt. In principe rust het recht op kinderbijslag gedurende de militaire dienst, tenzij aansluitend direct een fiscaal geprivilegieerde opleiding wordt opgenomen of een andere uitzonderingssituatie van toepassing is.
Betekenis van het BFH-arrest voor de praktijk
Met deze uitspraak wordt de tot nu toe gehanteerde praktijk bevestigd, waarbij § 32 lid 4 zin 1 nr. 2b EStG niet van toepassing is op deelnemers aan de vrijwillige militaire dienst. Ouderlijke aanvragers kunnen voor kinderen ouder dan 18 jaar die uitsluitend deze dienst verrichten, geen aanspraak op kinderbijslag maken. De motivering van het BFH benadrukt de zelfstandige positie van de vrijwillige militaire dienst ten opzichte van erkende opleidingsfases of andere fiscaal ondersteunde levensfases van jongvolwassenen.
Uitzonderingen en bijzondere situaties
Uitzonderlijk kan er wel recht op kinderbijslag bestaan, bijvoorbeeld als direct na afloop van de vrijwillige militaire dienst een beroepsmatige of schoolse opleiding wordt begonnen en de overgangsperiode bepaalde termijnen niet overschrijdt (§ 32 lid 4 zin 1 nr. 2b EStG). Ook kan er rekening worden gehouden met kinderen die als werkloos staan geregistreerd en beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Voor de duur van de militaire dienst zelf blijft het recht echter doorgaans uitgesloten.
Fiscale en sociaalrechtelijke implicaties
Ouders en wettelijke vertegenwoordigers dienen er rekening mee te houden dat bij vrijwillige militaire dienst niet alleen fiscale, maar ook sociaalverzekeringsrechtelijke bepalingen relevant kunnen zijn. Aanspraken in verband met gezinsvoorzieningen, met name de kinderbijslag, dienen strikt volgens de wettelijke voorschriften te worden uitgelegd en worden regelmatig door de Familienkassen en de belastingrechters gecontroleerd.
Praktische gevolgen voor getroffen groepen
De beslissing van het Bundesfinanzhof kan gevolgen hebben voor de financiële planning van gezinnen waarvan meerderjarige kinderen de vrijwillige militaire dienst verrichten. Ook fiscale neveneffecten, bijvoorbeeld in verband met de kindervrijstelling of het recht op alleenstaande-ouderaftrek (§ 24b EStG), moeten in overweging worden genomen.
Bronvermelding en lopende procedures
De uitspraak van het BFH (zaaknr.: III R 43/22) is gepubliceerd op de website van het Bundesfinanzhof en in relevante fiscale databanken. Ze is rechtsgeldig en schept landelijk rechtszekerheid; verdere lopende procedures over dit onderwerp zijn momenteel niet bekend.
Subtiele overgang
Voor verdere vragen met betrekking tot de fiscale behandeling van kinderbijslag, vrijwilligersdiensten of verwante onderwerpen kunnen geïnteresseerde lezers met hun verzoeken gerust terecht bij de Rechtsanwalt van MTR Legal.