Kinderalimentatie in het echte co-ouderschapsmodel: Keuzemogelijkheden van de verzorgende ouder met betrekking tot de geldendmaking
Het co-ouderschapsmodel, waarbij een kind door beide ouders vrijwel gelijkwaardig wordt verzorgd, wint steeds meer aan belang en stelt nieuwe eisen aan de juridische beoordeling van alimentatievraagstukken. In het kader van een actuele beslissing van het Schleswig-Holsteinische Oberlandesgericht (zaaknr.: 8 UF 161/23, beschikking van 17-01-2024 – gepubliceerd op 26-01-2024) is verduidelijkt hoe de handhaving van kinderalimentatie in het echte co-ouderschapsmodel procedureel vormgegeven kan worden. Dit betreft met name het keuzerecht van de verzoekende ouder om óf een verzoek tot eenzijdige beslissingsbevoegdheid conform § 1628 BGB, óf tot benoeming van een aanvullende voogd volgens § 1909 BGB in te dienen.
Juridisch kader van het co-ouderschapsmodel
Het echte co-ouderschapsmodel onderscheidt zich in tegenstelling tot het zogenaamde residentiemodel doordat het kind in wezen gelijkwaardig bij beide ouders woont en door beide wordt verzorgd. Deze gelijkwaardigheid brengt met zich mee dat beide ouders in beginsel ook alimentatierechtelijk even verantwoordelijk zijn. In de praktijk leidt dit echter vaak tot conflicten, vooral wanneer een van de ouders kinderalimentatie wil opeisen en er geen overeenstemming is over de te volgen werkwijze.
Juridische hindernissen bij de geldendmaking van alimentatie
Volgens § 1629 lid 2 zin 2 BGB kunnen ouders onder bepaalde voorwaarden in eigen naam alimentatieaanspraken van de kinderen geldend maken. Voorwaarde hiervoor is echter dat hierover overeenstemming bestaat, of dat een van de ouders passief blijft. In het echte co-ouderschapsmodel is gezamenlijk ouderlijk gezag de regel en daarmee ook de gezamenlijke vertegenwoordiging van het kind in alimentatiezaken. Bij onenigheid kan een blokkadesituatie ontstaan.
Het Schleswig-Holsteinische Oberlandesgericht heeft duidelijk gemaakt dat er in deze situatie verschillende procedurele mogelijkheden bestaan om de handelingsbekwaamheid van de ouders te waarborgen:
Verzoek tot eenzijdige beslissingsbevoegdheid volgens § 1628 BGB
Eén ouder kan bij de familierechter verzoeken om hem of haar de exclusieve beslissingsbevoegdheid toe te kennen met betrekking tot het afdwingen van alimentatie. De rechter beoordeelt vervolgens of een eenzijdig besluit in het belang van het kind is en of het conflict tussen de ouders een gezamenlijke beslissing uitsluit. Wordt de eenzijdige beslissingsbevoegdheid toegewezen, dan kan de betreffende ouder in naam van het kind de alimentatieaanspraak afdwingen.
Benoeming van een aanvullende voogd volgens § 1909 BGB
Alternatief is het mogelijk een aanvullende voogd te laten benoemen. Deze treedt op als neutrale vertegenwoordiger en handelt uitsluitend in het belang van het kind. Een aanvullende voogdij is met name aan de orde wanneer de belangen van de ouders zo tegengesteld zijn dat een objectieve handhaving van de alimentatieaanspraak in gevaar lijkt te komen.
Praktische gevolgen van de keuzemogelijkheid
Het keuzerecht tussen deze twee alternatieve benaderingen vloeit voort uit het belang van het kind en garandeert dat een efficiënte en adequate handhaving van alimentatieaanspraken ook in het geval van een geschil gewaarborgd blijft. Het Oberlandesgericht benadrukt dat het de verantwoordelijkheid is van de betreffende ouder om bij onenigheid de meest passende mogelijkheid voor de specifieke situatie te kiezen. De keuze voor een verzoek tot overdracht van eenzijdige beslissingsbevoegdheid dan wel de benoeming van een aanvullende voogd is afhankelijk van de omstandigheden van het individuele geval, met name van de mate van onenigheid tussen de ouders en de mogelijkheid om het belang van het kind te waarborgen.
Betekenis van de rechterlijke uitspraak
De rechtspraak van het Schleswig-Holsteinische Oberlandesgericht geeft een belangrijk signaal voor de praktijk doordat het duidelijk maakt dat de ouder die in het co-ouderschapsmodel alimentatie aanspant, niet beperkt is tot het instrument van de aanvullende voogdij, maar dat er daadwerkelijk een keuzemogelijkheid bestaat. Zo wordt de weg vrijgemaakt voor een flexibelere, meer op het kind gerichte oplossing en wordt de handelingsbekwaamheid in het belang van het kind gewaarborgd. Tegelijkertijd onderstreept de uitspraak de centrale rol van een zorgvuldige procesrechtelijke koersbepaling bij geschillen over kinderalimentatie in het co-ouderschapsmodel.
Actuele ontwikkeling en verdere overwegingen
Het is van belang te constateren dat de vraag naar de individuele redelijkheid en geschiktheid van beide wegen altijd zorgvuldig getoetst moet worden en steeds aangepast dient te zijn aan de bijzondere familiale en persoonlijke omstandigheden. De keuze tussen eenzijdige beslissingsbevoegdheid en aanvullende voogdij is niet slechts een formaliteit, maar wezenlijk voor een juridisch zekere handhaving van de aanspraken van het kind en de effectieve bescherming van zijn of haar belangen.
De rechtspraak legt daarmee opnieuw een fundament voor de procedurele aanpak bij complexe alimentatiegeschillen binnen het echte co-ouderschapsmodel en blijft ook voor andere Oberlandesgerichte en de familierechtelijke praktijk richtinggevend.
Quelle: Schleswig-Holsteinisches Oberlandesgericht, Beschluss vom 17.01.2024, Az. 8 UF 161/23, veröffentlicht am 26.01.2024, abrufbar unter https://urteile.news/Schleswig-Holsteinisches-Oberlandesgericht8-UF-16123Bij-Geldendmaking-van-Kinderalimentatie-in-het-kader-van-het-echte-Co-ouderschapsmodel-bestaat-voor-de-ouder-Keuzerecht-tussen-verzoek~N33664
Bij individuele vragen en de beoordeling van juridische mogelijkheden rond alimentatiekwesties in het echte co-ouderschapsmodel staan de Rechtsanwalt van MTR Legal u landelijk en internationaal terzijde met advies.