In het kader van de insolventieaanvechting kan de curator nog gedane betalingen van het insolvente bedrijf terugvorderen. Het BGH heeft deze mogelijkheid echter beperkt.
De recente crises hebben een aantal bedrijven voor grote economische uitdagingen gesteld. Niet altijd konden ze overwonnen worden en uiteindelijk leidde dit tot faillissement. Een faillissement treft ook altijd de klanten en dienstverleners van het failliete bedrijf. Als advocatenkantoor met een focus op vennootschapsrecht vertegenwoordigt MTR Legal Rechtsanwälte in het insolventierecht zowel schuldenaars als crediteuren.
Een scherp zwaard in het insolventierecht is de insolventieaanvechting door de curator. Volgens §§ 129ff. van de Insolvenzordnung kan de curator betalingen, die het bedrijf nog voor het optreden van de insolventie heeft gedaan, terugvorderen. Dit zorgt voor aanzienlijke onzekerheid bij klanten en dienstverleners van het bedrijf. Zij hebben hun diensten geleverd en worden nu door de curator gevraagd de ontvangen betalingen terug te geven. Hierbij worden door de curator soms betalingen teruggevraagd die al jaren geleden zijn gedaan.
Insolventieaanvechtingen treffen vaak bedrijven die hun klanten betalingstermijnen zoals bijv. termijnbetalingen hebben verleend. Curatoren interpreteerden dit gedrag vaak zodanig dat de crediteur betalingstermijnen heeft toegekend omdat hij al op de hoogte was van het dreigende faillissement van zijn zakenpartner, en eisten daarom de betalingen terug. Na een wetswijziging zou dit niet langer zo gemakkelijk mogelijk moeten zijn. De curator zou betalingen alleen nog maar kunnen terugvorderen als de crediteur op het moment van de ontvangen betalingen al wist dat zijn klant definitief insolvent was. Als er betalingstermijnen zoals bijv. termijnbetalingen zijn verleend, kan daaruit nog niet worden geconcludeerd dat de crediteur al op de hoogte was van de insolventie van de schuldenaar.
Overeenkomende oordelen van het Bundesgerichtshof zijn er al. Zo maakte het BGH met de uitspraak van 10 februari 2022 duidelijk dat uit een langdurig traag betalingsgedrag van de schuldenaar niet kan worden geconcludeerd dat er sprake is van dreigende insolventie (Az.: IX ZR 148/19).
Bovendien is de termijn voor de opzettelijke aanvechting ook van tien naar vier jaar teruggebracht.
Voordat op de eisen van de curator tot teruggave wordt ingegaan, moet worden nagegaan of de insolventieaanvechtingsaanspraken überhaupt gerechtvaardigd zijn.
Bij MTR Legal Rechtsanwälte adviseren ervaren advocaten in vennootschapsrecht en insolventierecht.