Belastingdiensten mogen huurovereenkomsten zonder toestemming van de huurder inzien – Betekenis van de BFH-uitspraak van 18 februari 2025
De vraag of verhuurders toestemming van hun huurders moeten verkrijgen voordat huurovereenkomsten aan de Belastingdienst worden verstrekt, houdt de vastgoedpraktijk steeds weer bezig. Met zijn uitspraak van 18 februari 2025 (zaaknr. IX R 6/23) heeft het Bundesfinanzhof (BFH) nu een duidelijke verduidelijking gebracht en praktijkrelevante uitgangspunten vastgesteld voor het doorgeven van huurdocumenten aan de belastingautoriteiten.
Fiscale controlemaatregelen en de rechtmatigheid van gegevensverstrekking
De onderliggende procedure betrof de fiscale controle van inkomsten uit verhuur en verpachting. In het kader van de inkomstenbelastingheffing vragen de belastingdiensten regelmatig om inzage in huurovereenkomsten om onder andere huurprijzen, afspraken over bijkomende kosten of looptijden te kunnen controleren. De verstrekking van persoonsgegevens van huurders riep echter vragen op op het gebied van gegevensbescherming, met name met betrekking tot het recht op informatieve zelfbeschikking.
Overwegingen inzake gegevensbescherming bij openbaarmaking van huurcontractinhoud
Volgens het BFH vindt de doorgifte van persoonsgegevens – zoals naam, adres, contractueel overeengekomen huurprijs en andere huurgerelateerde details – haar wettelijke basis in het belastingrecht. Met name de Abgabenordnung schrijft een medewerkingsplicht voor belastingplichtigen voor, om een juiste fiscale vaststelling te waarborgen (§ 90 AO). Daartegenover kan een huurder zich in principe beroepen op persoonlijke rechten en bescherming van zijn gegevens. Volgens het BFH wegen echter de gerechtvaardigde belangen van de belastingautoriteiten zwaarder met het oog op de wettelijke plicht tot juiste belastingvaststelling en -controle. De openbaarmaking van de huurovereenkomsten dient bovendien voor de vaststelling van inkomsten en de naleving van fiscale voorschriften.
De hieruit voortvloeiende inbreuk op de rechten van huurders wordt volgens de rechtbank als proportioneel beschouwd en wordt voldoende gecompenseerd door specifieke geheimhoudings- en privacybepalingen in het fiscale procesrecht (§ 30 AO). Het verstrekken van details uit de huurovereenkomst aan de Belastingdienst vormt dus geen ontoelaatbare inbreuk op het recht op gegevensbescherming van de huurder en vereist wat dat betreft geen voorafgaande toestemming.
Praktische gevolgen voor verhuurders en huurders
Medewerkingsplichten van verhuurders
In het licht van deze uitspraak wordt de verplichting van verhuurders bevestigd om op verzoek van de Belastingdienst huurovereenkomsten of relevante contractuele uittreksels te overleggen. Dit is vooral relevant gezien de complexiteit van moderne huurverhoudingen, aangezien niet alleen hoofdhuurcontracten maar ook bijlagen, staffelhuurafspraken of afspraken over servicekosten van wezenlijk belang kunnen zijn voor de fiscale beoordeling. Een weigering om deze te overleggen onder verwijzing naar de gegevensbescherming van de huurder is – volgens de huidige hoogste jurisprudentie – juridisch niet houdbaar.
Gevolgen voor huurders
Voor huurders betekent deze uitspraak dat hun contractuele gegevens in het kader van de fiscale verplichtingen van hun verhuurder mogen worden doorgegeven – ongeacht een expliciete toestemming. Desondanks blijven de gegevens van huurders beschermd door het belastinggeheim en mogen ze in principe uitsluitend voor fiscale doeleinden worden gebruikt. Ongeoorloofd gebruik of verdere openbaarmaking blijft verboden en is door de autoriteiten niet toegestaan.
Verhouding tussen belastingrecht en privacy bij huurverhoudingen
De uitspraak maakt duidelijk dat de verplichtingen uit het belastingrecht doorgaans prevaleren boven privacyoverwegingen, voor zover dit noodzakelijk is voor fiscale vaststelling. De doelgebondenheid van het datagebruik door de fiscus en de naleving van de geheimhoudingsplicht waarborgen de bescherming van persoonsgegevens, ondanks de vereiste transparantie tegenover de belastingdienst.
Bijzonderheden bij uitzonderlijke feitelijke constellaties
In individuele gevallen – bijvoorbeeld bij bijzonder gevoelige gegevens in het huurcontract of bij huuroplossingen met een verhoogd beschermingsniveau – moet altijd worden nagegaan of openbaarmaking daadwerkelijk noodzakelijk is, of dat het wellicht volstaat om niet-relevante passages te anonimiseren. Ook in de toekomst blijft er ruimte voor een bescheiden omgang met persoonsgegevens, zonder dat de fiscale medewerkingsplicht daarmee fundamenteel ter discussie komt te staan.
Conclusie en verdere aanpak
Met zijn uitspraak van 18 februari 2025 heeft het Bundesfinanzhof een belangrijke leidraad gecreëerd die landelijk duidelijkheid brengt in de fiscale praktijk. Verhuurders moeten huurovereenkomsten aan de Belastingdienst overleggen, zonder afhankelijk te zijn van de toestemming van de huurder. Huurders mogen er daarentegen op vertrouwen dat hun gegevens uitsluitend in het kader van de belastingprocedure worden gebruikt en onderworpen blijven aan strenge beschermingsmechanismen.
Mocht u in verband met het overdragen van huurgerelateerde documenten aan de Belastingdienst, het opstellen van huurovereenkomsten of bij vragen rondom gegevensbescherming onzekerheden ervaren, dan staat het team van MTR Legal Rechtsanwalt voor nadere informatie en toelichting ter beschikking.