Geen schenkbelasting bij overdracht van niet-atypisch onderaandeel

News  >  Gesellschaftsrecht  >  Geen schenkbelasting bij overdracht van niet-atypisch onder...

Arbeitsrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Steuerrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Home-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Arbeitsrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte

Toekenning van een niet-atypisch onderaandeel in vennootschapsaandelen: Geen schenkbelastingplicht volgens actuele hoogste rechterlijke jurisprudentie

De overdracht van vennootschapsaandelen – en dan met name in het kader van zogenaamde onderaandelen – vormt een veelzijdig onderwerp dat zowel vanuit vennootschapsrechtelijk als fiscaalrechtelijk perspectief gedifferentieerd moet worden beschouwd. Met name de vraag of de toekenning van een niet-atypisch onderaandeel in een vennootschapsaandeel aan de schenkbelasting is onderworpen, was lange tijd omstreden en is nu door een uitspraak van het Bundesfinanzhof (BFH, uitspraak van 12.12.2007 – II R 10/06) opgehelderd.

Begrip en juridische classificatie van de onderaandeelname

De onderaandeelname is een bijzondere vorm van vennootschapsgerelateerde rechtsverhoudingen. Hierbij verleent de houder van een vennootschapsaandeel een derde persoon deelgenootschap in het economisch succes of falen van dit aandeel, zonder dat die derde een naar buiten toe werkende medevennootpositie verkrijgt. In de praktijk komt vooral de zogenaamde stille onderaandeelname voor, die niet in het handelsregister hoeft te worden ingeschreven en enkel effect heeft in de interne verhouding.

Van een niet-atypisch onderaandeel is sprake wanneer de onderaandeelhouder geen specifieke, boven zijn economische deelneming uitstijgende rechten verkrijgt. Dit onderscheidt haar van de atypische onderaandeel, waarbij de onderaandeelhouder zoals een medevennoot deelneemt aan wezenlijke besluiten en een ondernemersrisico draagt.

Schenkbelastingtechnische classificatie en het standpunt van het BFH

Volgens het schenkbelastingrecht is in principe elke vrijgevige toekenning onder levenden belastbaar zodra bij de ontvanger een vermogensvermeerdering optreedt (§ 7 lid 1 nr. 1 ErbStG). De vraag was of het toekennen van een niet-atypisch onderaandeel als een belaste vermogensoverdracht moet worden gezien.

Het BFH heeft met zijn uitspraak duidelijk gemaakt dat de overdracht van een niet-atypisch onderaandeel in een vennootschapsaandeel geen schenking vormt in de zin van de erf- en schenkbelastingwetgeving, zolang het economische gerechtigd zijn van de onderaandeelhouder is beperkt tot een verbintenisrechtelijke deelname in het resultaat en er geen extra beschikkingsmacht over het vennootschapsvermogen wordt toegekend. Het economisch eigendom blijft bij de hoofddeelnemer, zodat er geen voor de schenkbelasting relevante verrijking bestaat.

Motivering van de beslissing

Het BFH motiveert haar standpunt met name met het karakter van de onderaandeelname als een verbintenisrechtelijke overeenkomst. Omdat de onderaandeelhouder geen juridische positie als vennoot verkrijgt en dus enkel aanspraken heeft tegenover de aandeelhouder – maar niet tegenover de vennootschap zelf – ontstaat juridisch geen afzonderlijk vermogensobject in de zin van de schenkbelasting. Alleen bij overdracht van een atypisch onderaandeel, waarbij verdergaande medebestuurs- en medevennootrechten worden toegekend, kan sprake zijn van een schenking die onder de schenkbelasting valt.

Betekenis en impact voor de praktijk

De uitspraak van het BFH brengt duidelijkheid voor de praktijk over het feit dat de overdracht van niet-atypische onderaandelen – voor zover deze strikt verbintenisrechtelijk zijn vormgegeven – niet onder de schenkbelasting valt. Dit resultaat is van groot belang voor de bedrijfs- en vermogensrechtelijke opvolgingsplanning, zoals regelmatig voorkomt bij interne familieoverdrachten van vennootschapsaandelen of binnen venture-capitalstructuren. Niettemin blijft een zorgvuldige contractuele vormgeving met inachtneming van fiscale en vennootschapsrechtelijke randvoorwaarden noodzakelijk om ongewenste fiscale gevolgen te voorkomen.

Afbakening ten opzichte van andere participatievormen en aandacht voor actuele ontwikkelingen

Er dient rekening mee te worden gehouden dat de schenkbelastingtechnische beoordeling altijd per individueel geval plaatsvindt en voornamelijk afhangt van de concrete rechten en plichten van de onderaandeelhouder. Met name bij het onderscheid tussen een typische en een atypische onderaandeel verdient uiterste zorgvuldigheid aanbeveling – de eerste is fiscaal bevoorrecht, de tweede daarentegen regelmatig relevant voor de schenkbelasting.

Verder dient de actuele rechtsontwikkeling te worden gevolgd, aangezien met name bij de introductie van nieuwe participatievormen of bij ontwijkingspogingen van de fiscus een beoordeling per individueel geval noodzakelijk blijft. De uitspraak van het BFH geeft de betrokken partijen een waardevol richtinggevend instrument, maar laat voldoende ruimte voor verdere interpretatie en aanpassing door de wetgever of de fiscus.

Literatuur- en bronvermelding

Voor verdere verdieping wordt verwezen naar de uitspraak van het Bundesfinanzhof, beslissing van 12 december 2007 – II R 10/06 (geciteerd naar urteile.news). De in dit verband relevante bepalingen zijn in het bijzonder § 7 ErbStG.


Mocht u in verband met de overdracht van vennootschapsaandelen of de vormgeving van onderaandelen vragen hebben over de fiscale of vennootschapsrechtelijke behandeling, dan staan de Rechtsanwälte van MTR Legal met gedegen vakkennis op de relevante rechtsgebieden tot uw beschikking.

Heeft u een juridisch probleem?

Reserveer uw consult – kies uw gewenste datum online of bel ons.
Landelijk telefoonnummer
Nu bereikbaar

Boek nu een terugbelverzoek

of schrijf ons!