Geen hogere vrijstelling van erfbelasting als gevolg van verwerping van de erfenis door de oudergeneratie – Recente uitspraak van de BFH
Met zijn recente uitspraak van 05.06.2024 (zaaknr. II R 13/22) heeft het Bundesfinanzhof (BFH) een verduidelijkende uitspraak gedaan over de toepasbaarheid van vrijstellingen voor de erfbelasting bij nalatenschappen binnen de familie. Een centrale vraag was daarbij of een verwerping van de erfenis door de vorige generatie, en daarmee het doorschuiven van de erfopvolging, kan leiden tot een hogere benutting van de voor kinderen in § 16 lid 1 nr. 2 ErbStG voorziene vrijstellingen.
Achtergrond en aanleiding van de BFH-uitspraak
In de onderliggende casus zagen de ouders in het kader van een voortijdige nalatenschapsplanning ten gunste van hun kinderen af van hun erfrecht. De betrokkenen verzochten daarop een meervoudige toepassing van de vrijstelling voor kinderen, omdat zij de verkrijging zowel als kind van hun ouders als als kleinkind van hun grootouders claimden. De fiscus deelde deze zienswijze echter niet en kende uitsluitend de voor kleinkinderen geldende, lagere vrijstelling toe. Nadat het bezwaar niet werd gehonoreerd, werd de zaak ter definitieve beslissing aan de BFH voorgelegd.
Systematiek van de vrijstellingen in het erfbelastingrecht
Relevante vrijstellingen en hun functie
Het geldende erfbelastingrecht voorziet voor verkrijgingen krachtens overlijden in persoonsgebonden vrijstellingen (§ 16 ErbStG), waarvan de hoogte afhangt van de graad van verwantschap tot de erflater. Kinderen ontvangen zodoende een hogere vrijstelling dan kleinkinderen (400.000 euro tegenover 200.000 euro). Daarbij is bepalend in welke juridische relatie de verkrijger tot de overledene staat – dus of er sprake is van een verkrijging als kind of als kleinkind.
Beoordeling van een verwerping van de erfenis
Een notarieel vastgelegde verwerping van de erfenis verhindert een verkrijging krachtens overlijden voor de verwerpende persoon. Volgens het oordeel van de BFH verandert dit echter niets aan het feit dat opvolgende erfgenamen – hier met name kleinkinderen – geen aanvullende of gecumuleerde vrijstelling uit de eigenlijk overgeslagen categorie (kind) kunnen claimen. De fiscale begunstiging is strikt gekoppeld aan de feitelijke positie als erfgenaam; fictieve beschouwingen of louter op constructie gerichte mazen worden daardoor uitgesloten.
Juridische motivering en gevolgen van de uitspraak
Principe van afzonderlijke beoordeling per verkrijging
De BFH verduidelijkt dat voor elke belastbare verkrijging slechts die vrijstelling wordt toegekend die voor de concreet voorliggende juridische situatie van toepassing is. De fiscale gunst voor kinderen geldt uitsluitend wanneer de verkrijging als kind van de erflater plaatsvindt. Doet een direct afstammeling (het kind) afstand van zijn erfrecht, dan wordt het opvolgende lid (kleinkind) in de erfenis weliswaar begunstigd, maar kan alleen aanspraak maken op de voor hem als kleinkind geldende vrijstelling. Het uitgangspunt van meervoudige benutting of cumulatie is juridisch uitgesloten.
Fiscale overwegingen bij de planning
De uitspraak zorgt voor rechtszekerheid met betrekking tot klassieke overdrachtsmodellen en de mogelijkheid om door middel van verwerping van de erfenis in de oudergeneratie doelbewust hogere vrijstellingsbedragen naar de volgende generatie over te hevelen. Dit wordt door de BFH uitdrukkelijk uitgesloten om misbruik van fiscale constructies te voorkomen en een uniforme toepassing van de bepalingen te waarborgen.
Gevolgen voor erfgenamen en vermogensoverdrachten
De uitspraak is van groot belang voor vermogende particulieren, ondernemers en investeerders, aangezien zij de grenzen van fiscale optimalisatiemogelijkheden duidelijk afbakent. Structurele constructies binnen de familie die erop gericht zijn het belastbare verkrijgingsvolume door slimme verwerping van de erfenis te verminderen, stuiten op strikte wettelijke grenzen. De rechtspraak versterkt daarmee het dogmatische uitgangspunt dat de persoonlijke relatie tot de erflater centraal staat en niet een abstracte, generatie-overschrijdende rekeneenheid.
Voor bedrijven en hun aandeelhouders, waarbij aanzienlijke belangen bij de vermogensopvolging kunnen spelen, is de uitspraak van de BFH van fundamenteel belang. Zij waarborgt dat overdrachten planbaar blijven, maar niet door bewuste ontwijking van het erfrecht fiscaal kunnen worden uitgebuit.
Conclusie en vooruitblik
De verduidelijking van de BFH van 05.06.2024 biedt een belangrijke leidraad voor opvolgingsregelingen en sluit definitief de mogelijkheid uit om door een erfenisverwerping van de oudergeneratie een verdubbeling of verhoging van de vrijstelling voor de erfbelasting bij de verkrijger te bereiken. Elke overdracht wordt afzonderlijk door de wetgever beoordeeld en laat daarbij geen cumulatieve aanspraken uit de overgeslagen generatie toe. De wetgever benadrukt opnieuw dat fiscale voordelen in het erfrecht aan strikte wettelijke voorwaarden zijn gekoppeld en dat constructies strikt begrensd worden.
Bij juridische vragen over vermogensopvolging, vrijstellingen voor de erfbelasting en het structureren van individuele opvolgingsconcepten staat het ervaren team van MTR Legal Rechtsanwalt cliënten bij met deskundige toetsing en begeleiding.