Omzetbelastingtechnische behandeling van fotovoltaïsche installaties – verduidelijkingen rond oplevering tussen 2022 en 2023
De rechtbank van München boog zich over een zaak betreffende de omzetbelastingtechnische behandeling van een fotovoltaïsche installatie die in 2022 geplaatst werd, maar pas in 2023 bedrijfsklaar werd afgerond (Az.: 158 C 24118/23). Uitgangspunt van het geschil was de vraag of in zo’n geval nog omzetbelasting verschuldigd is over de prestaties of dat reeds de nieuwe bepalingen inzake de vrijstelling voor fotovoltaïsche installaties van toepassing zijn.
Wettelijke basis en nieuwe regeling vanaf 1 januari 2023
Implementatie van de btw-vrijstelling
Met ingang van 1 januari 2023 is volgens § 12 lid 3 UStG het btw-tarief voor de levering, invoer, intracommunautaire verwerving en installatie van fotovoltaïsche installaties op particuliere, openbare en andere gebouwen vastgesteld op 0 %, mits de installatie aan bepaalde voorwaarden (zoals capaciteitsgrenzen) voldoet. Met deze wetswijziging streeft de wetgever het doel na de uitbreiding van hernieuwbare energiebronnen door economische prikkels verder te stimuleren en bureaucratische hindernissen te verminderen.
Onderscheiding: levering, montage en ingebruikname
Bij de fiscale beoordeling moet men differentiëren wanneer het relevante prestatiemoment ligt. In het geval van de betwiste fotovoltaïsche installatie was de montage reeds in 2022 afgerond, maar de officiële ingebruikname vond pas in 2023 plaats. Dit onderscheid is van belang, aangezien de omzetbelasting in principe ontstaat bij het verrichten van de prestatie.
Kernoverwegingen van de rechtbank en centrale argumentatie
Afronding van de essentiële prestatie als relevant tijdstip
De rechtbank stelde duidelijk dat voor toepassing van het nultarief de definitieve, gebruiksklare oplevering van de fotovoltaïsche installatie bepalend is – dus het moment waarop de installatie volledig geïnstalleerd is en aan de voorwaarden voor ingebruikname voldoet. Bij uitgestelde of opeenvolgende montagediensten is de laatste wezenlijke deelprestatie doorslaggevend voor het fiscale prestatiemoment.
Geen btw-plicht voor overgangsgevallen
In het voorliggende geval oordeelde de rechtbank dat aan de voorwaarden voor toepassing van het nultarief volgens § 12 lid 3 UStG werd voldaan, aangezien de overdracht en gebruiksklare oplevering van de installatie pas in 2023 plaatsvonden. De prestaties in 2022 doen hier niets aan af, omdat pas met de voltooiing en overdracht sprake is van een belastbare levering of andere dienst. Bovendien bepaalt het btw-recht expliciet dat deelprestaties uit een werkleveringscontract samen als één totaallevering worden beschouwd, zolang er geen afzonderlijke, los af te rekenen deelprestaties zijn.
Betekenis voor de praktijk bij installatie en facturering van fotovoltaïsche installaties
Gevolgen voor installatie-eigenaren en installateurs
De uitspraak biedt rechtszekerheid doordat bij in 2022/2023 gerealiseerde projecten de definitieve oplevering doorslaggevend is. Voor eigenaren betekent dit dat zij, wanneer hun installatie pas in 2023 in bedrijf wordt genomen, geen btw over de installatiekosten hoeven te betalen, ook al heeft de uitvoering grotendeels het jaar voordien plaatsgevonden. Ondernemingen in de solarsector profiteren van duidelijke factureringsregels, mits mogelijke deelbetalingen niet als afzonderlijke, zelfstandig af te rekenen deelprestaties gelden.
Onderscheiding bij prestatieafrekening en aansprakelijkheidsrisico’s
Installatiebedrijven en installatie-eigenaren doen er verstandig aan om contracten voor de bouw en acceptatie van fotovoltaïsche systemen zorgvuldig en transparant op te stellen. De classificatie van deelprestaties kan fiscale gevolgen hebben, vooral als contracten over meerdere jaren lopen. Fouten in de afrekening kunnen leiden tot naheffingen of terugvorderingen, wat in de praktijk niet zelden tot geschillen tussen de contractspartijen leidt.
Conclusie en verdere ontwikkelingen
De uitspraak van de rechtbank van München schept belangrijke duidelijkheid over de btw-behandeling van fotovoltaïsche installaties die de overgangsperiode tussen oude en nieuwe wetgeving betreffen. Dit raakt zowel particuliere als zakelijke investeerders die waarde hechten aan rechtszekerheid en een betrouwbare kostencalculatie. In ieder individueel geval is het aan te raden om de concrete omstandigheden zorgvuldig in het licht van de actuele rechtspositie te toetsen, aangezien er nog gerechtelijke procedures lopen en interpretatievraagstukken nog niet definitief beantwoord zijn.
Bronvermelding
De verstrekte informatie is onder andere gebaseerd op de motivering van het vonnis van de rechtbank München van 26.11.2024 (Az.: 158 C 24118/23), te raadplegen via <a href="https://urteile.news/AG-Muenchen158-C-2411823Fuer-eine-2022-errichtete-aber-erst-2023-fertiggestellte-Photovoltaik-Anlage-ist-keine-Umsatzsteuer-zu-zahlen~N34586″>urteile.news.
Mocht u bij investeringen of contracten rond fotovoltaïsche installaties vragen hebben over de interpretatie of toepassing van het btw-recht, dan staat MTR Legal Rechtsanwalt u met uitgebreide ervaring ter beschikking om uw individuele juridische situatie te analyseren.