De Bundesfinanzhof (BFH) heeft bij beslissing van 8 mei 2024 (Az. VIII R 9/23) de zaak voorgelegd aan het Bundesverfassungsgericht om te beoordelen of de wettelijke uitstelrente van 0,5% per maand (6% p.j.) voor de periode van 1 januari 2019 tot 15 april 2021 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel van art. 3 lid 1 GG. Daarnaast heeft het FG Keulen ook voor de periode na deze datum constitutionele twijfels geuit. .
Achtergrond van de beslissing
Uitstelrente in het belastingrecht
Een bezwaar of beroep tegen een belastingaanslag heeft niet automatisch schorsende werking. Op verzoek kan echter uitstel van tenuitvoerlegging (AdV) worden verleend. Indien het rechtsmiddel definitief zonder succes blijft, wordt het uitgestelde bedrag met terugwerkende kracht rentedragend (§ 237 i.v.m. § 238 lid 1 AO). .
Historische ontwikkeling van de rentevoet
Sinds 1961 bedraagt het wettelijke rentepercentage voor alle rentebepalingen in de AO maandelijks 0,5% – dit geldt ook voor AdV-rente. . Een hervorming in 2018 verlaagde echter het rentepercentage voor navorderings- en teruggaafrente volgens § 233a AO tot 0,15% per maand (1,8% p.j.). Voor AdV-rente bleef deze onveranderd hoog. .
Beoordeling door de BFH
Schending van het gelijkheidsbeginsel
De BFH stelt een ongelijke behandeling vast: belastingplichtigen die AdV-rente verschuldigd zijn, betalen nog steeds 6% p.j., terwijl degenen met navorderingsrente sinds 2019 slechts 1,8% p.j. betalen. Deze spreiding acht de rechter grondwettelijk twijfelachtig. .
Doel van typering en lage renteperiode
De renteregeling dient legitieme doelen – het afromen van liquiditeitsvoordelen en het voorkomen van onnodige procedures. Echter: Het percentage van 6% p.j. is in tijden van aanhoudende lage rente niet langer geschikt om dit doel passend te verwezenlijken. .
Toegang tot rechtsbescherming
De BFH merkt op dat de hoge rentelast indirect de toegang tot rechtsbescherming kan bemoeilijken – met name voor belastingplichtigen zonder liquide middelen of vreemd vermogen. .
Verdere ontwikkelingen
Voorleggen aan het Bundesverfassungsgericht
Het Bundesverfassungsgericht zal nu definitief beoordelen of het wettelijke rentepercentage voor AdV-rente in de genoemde periode in overeenstemming is met het gelijkheidsbeginsel. .
Besluiten op deelstaatniveau
Het FG Keulen heeft in april 2025 (Az. 4 V 444/25) reeds in een kort geding verklaard dat er ook na 2021 verhoogde twijfels kunnen blijven bestaan en dat voorlopige rechtsbescherming is afgewezen. .
Gevolgen voor de praktijk
De Belastingdienst zal bestaande rentebeschikkingen niet zelfstandig corrigeren. Betrokkenen dienen daarom bezwaar of beroep in te stellen om toekomstige voordeligere beslissingen mogelijk te maken. .
Betekenis voor betrokkenen
-
Financiële verlichting
Bij succes bij het BVerfG zouden belastingplichtigen aanzienlijke rente kunnen besparen, vooral in langdurige procedures.
-
Effecten voor rechtsbescherming
De hoge rentevoet kan als belemmering werken en zo de toegang tot rechterlijke toetsing beperken.
-
Strategische opties
Voor bedrijven en vermogende particulieren is het raadzaam om de individuele procedurestatus te controleren ter bescherming tegen hoge rentelasten.
Vooruitblik & aanbeveling voor handelen
Het resultaat van de toetsing door het Bundesverfassungsgericht moet nog worden afgewacht. Ongeacht de uitkomst bevelen wij de volgende stappen aan voor betrokkenen bij uitstelrente:
-
Bezwaar maken tegen de rentebeschikking
-
Voorlopig uitstel van tenuitvoerlegging aanvragen
-
De rechtsgang volgen via bezwaar of beroep
Alleen zo kan een mogelijke terugbetaling van reeds betaalde rente worden veiliggesteld.
Ondernemingen, investeerders en vermogende particulieren die zich willen verdiepen in het actuele debat over uitstelrente of concrete stappen willen plannen, zijn bij MTR Legal Rechtsanwalt in goede handen. Wij ondersteunen u bij de strategische beoordeling, het indienen van rechtsmiddelen en procesvertegenwoordiging – wij staan u hierbij graag te woord.