Juridische grenzen aan de gerechtelijke handhaving van kinderalimentatievorderingen door de voorschotkassen tegenover uitkeringsgerechtigden – Analyse van een recente beschikking van het Duitse Hooggerechtshof (BGH)
Op 8 augustus 2023 heeft het Bundesgerichtshof (BGH) in zaak XII ZB 190/22 een baanbrekende beslissing genomen over de afdwingbaarheid van kinderalimentatievorderingen door voorschotkassen wanneer de onderhoudsplichtige gelijktijdig een uitkeringsgerechtigde is. De beslissing verduidelijkt de reikwijdte van de vervangingsbevoegdheid van de voorschotinstantie en de wisselwerking tussen het Unterhaltsvorschussgesetz (UhVorschG), familiaire alimentatiegrondslagen en sociaalrechtelijke bepalingen.
Achtergrond van de beslissing
Volgens de bepalingen van het Unterhaltsvorschussgesetz treden de voorschotkassen bij uitbetaling van voorschotten in de betreffende alimentatievordering van het kind op wettelijk gedefinieerde wijze in. Dit omvat met name de mogelijkheid om teruggevorderde prestaties af te dwingen tegenover onderhoudsplichtigen, als en voor zover aan de feitelijke voorwaarden volgens het UhVorschG is voldaan. De handhaving van deze vorderingen vindt doorgaans plaats door wettelijke cessie.
De procedure bij het BGH had als uitgangspunt een situatie waarin de onderhoudsplichtige ouder bijstand (SGB II, oftewel “Hartz IV”) ontving en tegelijkertijd door de voorschotkas werd aangesproken op kinderalimentatie. De centrale rechtsvraag was of en onder welke omstandigheden gerechtelijke handhaving van de kinderalimentatie tegen een uitkeringsgerechtigde door de autoriteit toegestaan blijft.
Inhoudelijke aandachtspunten van de BGH-beslissing
Subsidiariteit van de onderhoudsplicht bij het ontvangen van sociale uitkeringen
Het BGH bevestigde de in het kinderalimentatierecht verankerde subsidiariteit: Ontvangt de onderhoudsplichtige ouder lopende sociale uitkeringen ter waarborging van het levensonderhoud, dan is zijn of haar verdienplicht met betrekking tot alimentatie op grond van § 1603 lid 1 BGB beperkt. In het familierecht geldt in deze situaties doorgaans dat de draagkracht voor kinderalimentatie ontbreekt, zolang geen andere inkomstenbronnen beschikbaar zijn of er geen sprake is van grof nalatige inkomensdaling.
Cruciaal hierbij is niet alleen de vaststelling van de daadwerkelijke behoeftigheid van de alimentatiegerechtigde (het kind), maar vooral de juridische toets of de vordering waarop de voorschotinstantie als wettelijke crediteur optreedt, gezien de actuele inkomens- en vermogenssituatie afdwingbaar is. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de volledige draagkracht van de verplichtigde ten tijde van de titelerkenning en de latere tenuitvoerlegging.
Procesbevoegdheid en procedurele belemmeringen
Het BGH maakte duidelijk dat het procesrecht met name het beginsel van een rechtens beschermd belang bij het gerechtelijk afdwingen van een vordering eist (§ 256 ZPO). Bestaat er geen reële kans op een succesvolle getitelde regresvordering vanwege duurzame of structureel vaststaande onvermogen, dan is het gerechtelijk vorderen door de voorschotkas in principe niet toegestaan.
Hiermee wordt niet alleen het beginsel van effectiviteit van rechtsbescherming gewaarborgd, maar ook het belang van overheidsinstanties om niet onnodig gerechtelijke middelen te verspillen aan kansloze procedures. De beslissing maakt duidelijk dat enkel het bezitten van een alimentatievordering – ook op grond van wettelijke overgang – onvoldoende is voor het instellen van een vordering zonder materiële kans op succes.
Wisselwerking tussen sociaal zekerheidsrecht en familierecht
Het vonnis gaat gedetailleerd in op het samenspel tussen sociaal zekerheidsrecht en familierecht. Zo moet bij sociaalrechtelijke behoeftigheid eerst worden beoordeeld in hoeverre alimentatievorderingen volgens burgerlijk recht überhaupt kunnen worden vastgesteld. Verder wijst het BGH erop dat sociaalrechtelijke voorrangsregels en vervangende uitkeringen, zoals het voorschot op kinderalimentatie, het familierechtelijke draagkrachtbeginsel niet opzij mogen zetten. Slechts waar aan de zijde van de onderhoudsplichtige daadwerkelijk een verplichting tot alimentatie bestaat, is overgang en gerechtelijke handhaving door de voorschotkas toegestaan.
Het gerecht benadrukt ten slotte dat de voorschotkassen reeds voorafgaand aan een gerechtelijke procedure zorgvuldig moeten toetsen of aan de voorwaarden voor een succesvolle vordering daadwerkelijk is voldaan. Zo niet, dreigt volgens het BGH afwijzing van de gerechtelijke vordering als ontoelaatbaar.
Betekenis voor de uitvoeringspraktijk en de rechtsbescherming van betrokkenen
De beslissing van het BGH heeft grote betekenis voor uitvoeringsinstanties en voor onderhoudsplichtige uitkeringsgerechtigden. De voorschotkassen worden verplicht tot consequente beoordeling per geval en mogen geen algemene vorderingen instellen wanneer duidelijk niet aan de wettelijke draagkrachtvereisten is voldaan. Voor onderhoudsplichtigen betekent dit een extra waarborg tegen ongerechtvaardigde vorderingen door de overheid. Tegelijkertijd worden rechters en het bestuur ontlast doordat kansloze procedures vermeden dienen te worden.
De beslissing verduidelijkt bovendien dat er een duidelijke afbakening moet blijven bestaan tussen de regelgebieden van het alimentatierecht enerzijds en het sociaal zekerheidsrecht anderzijds. Overheden mogen bij het afdwingen van kinderalimentatievorderingen niet de sociaalrechtelijk beschermde leefsituatie van de betrokkenen negeren, maar moeten deze meenemen in hun beoordeling.
Conclusie en verdere aanwijzingen
Het BGH versterkt met zijn beslissing de rechten van de betreffende onderhoudsplichtigen evenals de efficiëntie van de procedures bij de voorschotkassen. De verplichting tot grondige beoordeling per geval draagt bij aan rechtszekerheid en voorkomt belasting van de rechterlijke macht met kansarme vorderingen.
Bij onzekerheden met betrekking tot alimentatievorderingen, de afdwinging daarvan door voorschotkassen of vragen over de wisselwerking tussen familie- en sociaal zekerheidsrecht, is het raadzaam om juridische bijstand met relevante ervaring op deze gebieden te raadplegen om een goed gefundeerde inschatting van de individuele situatie te krijgen.
Bij MTR Legal Rechtsanwalt staat een ervaren team klaar voor vragen op het gebied van familie- en sociaal recht, evenals voor de raakvlakken tussen uitkeringsrecht en alimentatiepraktijk.