BGH stelt leidraad-beslissing vast in scraping-rechtszaak

News  >  Datenschutz  >  BGH stelt leidraad-beslissing vast in scraping-rechtszaak

Arbeitsrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Steuerrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Home-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Arbeitsrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte

BGH definieert leidende beslissingsprocedure in de context van dataverzameling (scraping): Juridische koersbepaling in de digitale omgeving

Het Bundesgerichtshof (BGH) heeft op 1 november 2024 een leidende beslissingsprocedure geïnitieerd met betrekking tot een veelbesproken casus in het publiek en onder marktdeelnemers over het zogenaamde ‘scraping’ (Zaaknr.: VI ZR 10/24). De daarbij behorende fundamentele juridische verduidelijking betreft met name de reikwijdte van gegevensbescherming en auteursrechtelijke posities in het digitale tijdperk, en onderstreept daarnaast het economische belang van dit thema voor databasede bedrijfsmodellen.

Achtergrond: Scraping in gedigitaliseerde markten

Onder scraping verstaat men het geautomatiseerd uitlezen van gegevens van publiek toegankelijke websites, vaak met behulp van speciale software. Dergelijke praktijken zijn met name van belang voor bedrijven die afhankelijk zijn van het verzamelen en analyseren van grote hoeveelheden gegevens om digitale diensten te leveren of te verbeteren. Daartegenover staan echter de gerechtvaardigde belangen van de beheerders van de betreffende platforms – bijvoorbeeld in het kader van intellectuele eigendomsrechten, gegevensbeschermingsbepalingen of de bescherming tegen oneerlijke concurrentie.

De diversiteit van de betrokken rechtsgebieden – van gegevensbeschermingsrechtelijke bepalingen via auteursrechtelijke aanspraken tot aan mededingingsrechtelijke overwegingen – stelt rechtbanken regelmatig voor de uitdaging om complexe belangen af te wegen, rekening houdend met actuele technologische ontwikkelingen.

Leidende beslissingsprocedure: Doel en uitwerking

Selectie volgens § 20 lid 1 zin 1 nr. 1 LwVG

Zoals uit het bekend geworden besluit blijkt, werd de betreffende rechtszaak vanwege haar fundamentele belang en het grote aantal vergelijkbare geschillen conform § 20 lid 1 zin 1 nr. 1 van de wetgeving omtrent leidende beslissingsprocedures (LwVG) tot onderwerp van een leidende beslissingsprocedure gemaakt. Met deze keuze reageert het BGH op aanzienlijke onzekerheid binnen de feitenrechtbanken en het bedrijfsleven.

Concrete rechtsvragen met aanzienlijke praktische relevantie

Een centrale rol zal de verduidelijking spelen van de voorwaarden waaronder scraping van persoonsgegevens of auteursrechtelijk beschermde informatie is toegestaan of door verbodsrechten wordt geraakt. Bepalend zijn hier onder andere de volgende aspecten:

  • De reikwijdte van toestemmingen of gerechtvaardigde belangen bij geautomatiseerde gegevensverwerking conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
  • De auteursrechtelijke bescherming van databanken en hun inhoud, met name met betrekking tot het databankenrecht (§ 87a e.v. UrhG).
  • De concretisering van mededingingsrechtelijke beschermingsmechanismen, bijvoorbeeld met betrekking tot gedragsnormen in de markt en oneerlijke belemmering.
  • Sanctie- en verbodsrechten van particuliere en institutionele rechthebbenden tegenover gebruikers van geautomatiseerde uitleestools.

Invloed op ondernemingen en sectoren

De aanstaande leidende beslissing van het BGH zal niet alleen van groot belang zijn voor spelers uit de digitale economie, maar ook voor traditionele economische sectoren, aangezien databasede processen in alle sectoren ingang hebben gevonden. Vooral bedrijven die hun digitale diensten baseren op publiek beschikbare informatie of content van derden analyseren, worden vaak geconfronteerd met een juridische grijze zone ten aanzien van de toelaatbaarheid van hun aanpak.

Tegelijkertijd raakt de komende beslissing de implementatie en technische vormgeving van toegangsbeveiligingsmaatregelen, maar ook de vraag in hoeverre de rechtspositie van datainfrastructuur passend kan worden beschermd.

Lopende procedures en opmerking over het vermoeden van onschuld

Het moet worden benadrukt dat de betreffende procedure nog aanhangig is en dat er tot nu toe nog geen definitieve hoogste rechterlijke beoordeling is. Het vermoeden van onschuld geldt – elke beoordeling is beperkt tot het concreet behandelde feitencomplex. Over de betreffende motivering en de bredere toepasbaarheid op toekomstige gevallen kan pas na de uitspraak definitief worden bericht.

De ontwikkelingen op het gebied van scraping en de daarmee samenhangende rechtsvragen tonen de groeiende complexiteit van digitale bedrijfsmodellen. Voor ondernemingen en instellingen is het daarom raadzaam om de richtlijnen en waarderingen van het BGH in het verdere verloop nauwgezet te volgen en de consequenties voor de eigen praktijk te analyseren.

Bronvermelding:

Beschikking van het BGH van 01.11.2024, Zaaknr.: VI ZR 10/24.


Voor diepgaandere vragen omtrent de juridische kaders en implicaties in verband met datagedreven bedrijfsmodellen, gegevensbescherming en intellectueel eigendom staan de Rechtsanwälte van MTR Legal Rechtsanwälte u graag ter beschikking voor advies.

Heeft u een juridisch probleem?

Reserveer uw consult – kies uw gewenste datum online of bel ons.
Landelijk telefoonnummer
Nu bereikbaar

Boek nu een terugbelverzoek

of schrijf ons!