BGH over postcontractueel concurrentieverbod

News  >  Gesellschaftsrecht  >  BGH over postcontractueel concurrentieverbod

Arbeitsrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Steuerrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Home-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Arbeitsrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte

Uitspraak van het BGH van 23.04.2024 – Az. II ZR 99/22

 

Een post-contractueel non-concurrentiebeding voor GmbH-managers kan ook geldig overeengekomen zijn als een overtreding ook met terugwerkende kracht leidt tot het vervallen van de compensatievergoeding. Dit heeft het BGH beslist met de uitspraak van 23 april 2024 en daarmee de positie van de bedrijven versterkt (Az.: II ZR 99/22).

Tijdens het lopende contract geldt voor managers in principe een concurrentieverbod. Aangezien dit verbod reeds bij wet bestaat, hoeft het niet contractueel verankerd te worden. Anders is het geval bij een post-contractueel non-concurrentiebeding. Dit moet expliciet tussen de partijen in een contract worden overeengekomen. Daarbij dienen strenge juridische voorschriften te worden nageleefd. Een schending van deze voorschriften kan leiden tot de ongeldigheid van het post-contractuele non-concurrentiebeding, aldus het advocatenkantoor MTR Legal, dat onder meer adviseert op het gebied van ondernemingsrecht.

 

Geschil over compensatievergoeding

 

In de procedure voor het BGH was er een geschil tussen een GmbH en haar voormalige manager over de betaling van een compensatievergoeding. Eiseres was een onderneming die kuur- en revalidatieklinieken en senioren- en verzorgingstehuizen beheert. Het in 2005 gesloten dienstverband met de voormalige manager van de onderneming bevatte een tweejarig post-contractueel non-concurrentiebeding voor de manager. Verder werd contractueel bepaald dat alle bedrijven als concurrerende bedrijven zouden worden beschouwd, die ruimtelijk en materieel binnen de bedrijfssector van de eiseres actief zijn of actief kunnen worden.

In ruil daarvoor zou de voormalige manager bij naleving van het concurrentieverbod een compensatievergoeding ontvangen ter hoogte van 50 procent van het laatst ontvangen maandsalaris per maand. Daarnaast werd contractueel overeengekomen dat bij een overtreding van het concurrentieverbod de aanspraak op de compensatievergoeding vervalt en alle reeds ontvangen bedragen aan de onderneming moeten worden terugbetaald.

 

Overtreding van post-contractueel non-concurrentiebeding

 

In mei 2012 werd de verweerder door de onderneming ontslagen als manager en werd het dienstverband beëindigd. Een goed jaar later, in juni 2013, aanvaardde de verweerder een functie als manager bij een bedrijfsadviesbureau. Tot hun klanten behoorden o.a. bedrijven in de gezondheidszorg en ouderenzorg, zoals klinieken, revalidatie-instellingen of instellingen voor ouderenzorg.

De voormalige werkgever zag in de nieuwe functie van haar voormalige manager een overtreding van het tweejarige concurrentieverbod. De partijen hadden daarom een geschil over de betaling van de compensatievergoeding.

 

KG Berlin beschouwt de overeenkomst als onevenredig

 

De manager had tot aanvaarding van zijn nieuwe functie recht op een compensatievergoeding van ongeveer 48.000 euro. De onderneming wilde het bedrag niet betalen. De Kamer van Koophandel te Berlijn bevestigde weliswaar dat de voormalige manager het post-contractuele non-concurrentiebeding had overtreden. Echter, de bepaling dat een overtreding van het concurrentiebeding ook met terugwerkende kracht leidt tot het vervallen van de compensatievergoeding, overschrijdt de maat. De manager had daarom recht op de compensatievergoeding tot de aanvaarding van zijn nieuwe functie.

Het BGH kwam in de herzieningsprocedure echter tot een andere conclusie. Het recht van de verweerder op compensatievergoeding was vervallen omdat hij het contractueel vastgelegde concurrentieverbod had geschonden, aldus de rechters in Karlsruhe.

Een post-contractueel non-concurrentiebeding is alleen gerechtvaardigd als het nodig is om een contractpartner te beschermen tegen een oneerlijke benutting van zijn successen door de andere contractpartner. Zij zijn alleen geldig als zij ruimtelijk, materieel en in de tijd de noodzakelijke maat niet overschrijden, voerde het BGH aan.

 

BGH bevestigt terugwerkend vervallen van compensatievergoeding

 

In de onderhavige zaak is onbetwist dat het concurrentieverbod geldig overeengekomen werd. Als dit niet het geval was, zou er van meet af aan geen aanspraak zijn op een compensatievergoeding. Ook de clausule omtrent het terugwerkend vervallen van de compensatievergoeding is niet onredelijk, aldus het BGH. Ter onderbouwing voerde de senaat aan dat bij het aangaan van een post-contractueel non-concurrentiebeding geen compensatievergoeding beloofd hoeft te worden. Of en in welke hoogte een compensatievergoeding betaald wordt, kunnen de contractpartijen vrij overeenkomen. Dienovereenkomstig kunnen zij ook het terugwerkend vervallen van de compensatievergoeding contractueel vastleggen.

De uitspraak van het BGH draagt ertoe bij dat post-contractuele non-concurrentiebedingen beter gehandhaafd kunnen worden. Voor de ondernemingen ontstaat daardoor de mogelijkheid om hun bedrijfsgeheimen effectief voor concurrenten te beschermen. Managers moeten daarentegen goed letten op de inhoud van een overeenkomst over een post-contractueel non-concurrentiebeding om hun belangen te beschermen.

 

MTR Legal Rechtsanwälte adviseert over concurrentieverboden en andere onderwerpen van het ondernemingsrecht.

Neem gerust contact op met ons !

Heeft u een juridisch probleem?

Plan uw consultatie – Kies uw gewenste tijd online of bel ons.
Landelijke Hotline
Nu bereikbaar

Nu terugbellen boeken

of schrijf ons!