Principiële uitspraak van het BGH over de overdraagbaarheid van informatieverzoeken met betrekking tot bankkosten
De uitspraak van het Bundesgerichtshof (BGH) van 2 oktober 2024 (Az.: XI ZR 111/23) behandelt fundamentele vragen over de overdraagbaarheid van informatieverzoeken in verband met bankkosten aan incassobureaus. De uitspraak is van bijzonder belang voor de omgang met terugvorderingsaanspraken uit onrechtmatig geheven bankkosten en werpt centrale vragen op over de balans tussen consumentenbescherming en incasso.
Uitgangspunt: Overdracht van vorderingen aan incassodienstverleners
Het juridische geschil ontstond uit een situatie waarin consumenten hun aanspraak op informatieverstrekking tegenover een bank over ontvangen vergoedingen hadden gecedeerd aan een incassobureau. Het doel was de berekeningsgrondslagen voor gedurende jaren geheven rekeningkosten transparant te maken en vervolgens eventuele terugvorderingsaanspraken te effectueren. De bank voerde aan dat juist het informatieverzoek van strikt persoonlijke aard zou zijn en daarom niet kan worden overgedragen.
De beoordeling door het BGH
Analyse van de overdraagbaarheid van civielrechtelijke informatieverzoeken
Het Bundesgerichtshof onderwierp in zijn gepubliceerde uitspraak eerst de vraag of, en in hoeverre, informatieverzoeken volgens § 675d lid 3 BGB en begeleidende bepalingen overdraagbaar zijn, aan een genuanceerde toetsing. Traditioneel wordt bij afhankelijke hulpvorderingen vaak uitgegaan van een nauwe band met de hoofdvordering, wat overdracht kan uitsluiten als het om strikt persoonlijke rechten gaat.
Het XI. burgerlijk senaat stelde echter duidelijk dat het recht op informatie over berekende bankkosten noch feitelijk noch juridisch een onoverkomelijke persoonlijkheidsrechtscomponent bevat. Dit geldt des te meer omdat het informatieverzoek puur betrekking heeft op vermogensrechtelijke belangen en de uitoefening ervan doorgaans slechts dient voor de effectieve vervolging van de onderliggende betalingsvordering.
Contouring van de economische belangenpositie
De rechter nam ook het economische kader rond de cessie in aanmerking. Vooral bij een groot aantal consumenten die terugvorderingsvorderingen tegen banken wegens bankkosten nastreven, vormt de bundeling en handhaving door professionele dienstverleners een reactie op structurele onevenwichtigheden. In dit opzicht omvat het informatieverzoek een legitiem belang bij informatie, dat in principe overdraagbaar is en de hoofdvordering voorbereidt.
Onderscheiding met strikt persoonlijke rechtsposities
Het BGH wees er duidelijk op dat overdracht alleen is uitgesloten als beschermenswaardige persoonlijke belangen in het geding zijn, bijvoorbeeld bij gevoelige gegevens of zelfstandige strikt persoonlijke rechten. In het geval van informatie over bankkosten ontbreekt zo’n vergelijkbaar belangenpatroon, aangezien het om gestandaardiseerde rechtsverhoudingen met een vermogensrechtelijk karakter gaat.
Belang voor de wisselwerking tussen consumentenbescherming en incassodiensten
De uitspraak schept duidelijkheid voor consumenten, banken en incassodienstverleners in de omgang met vorderingsafdwinging op grote schaal. Tegelijkertijd versterkt het de collectieve rechtsbescherming door een efficiënte uitoefening van overgedragen rechten mogelijk te maken. Ook met betrekking tot kwesties van gegevensbescherming vergroot de uitspraak de rechtszekerheid, mits overdrachten duidelijk beperkt blijven tot vermogensrechtelijke informatieverzoeken.
Praktische gevolgen voor banken en incassobureaus
Voor banken betekent deze principiële uitspraak een intensievere omgang met gebundelde vorderingen en een hogere administratieve last. Tegelijkertijd benadrukt het BGH de noodzaak van zorgvuldigheid bij het onderscheiden van daadwerkelijk strikt persoonlijke informatie en louter informatiegerelateerde kwesties. Incassodienstverleners worden geacht bij ingebruikneming van cessionaire civielrechtelijke bepalingen, zoals § 398 BGB, bijzondere zorgvuldigheid te betrachten bij het eenduidig vaststellen van de vordering.
Vooruitblik op verdere rechtsontwikkelingen
Ondanks de duidelijke positionering van het BGH blijft het in elk individueel geval noodzakelijk om nauwkeurig te onderzoeken of informatieverzoeken in het kader van overdrachten kunnen overgaan. Dit betreft met name situaties waarin naast het economische belang bij informatie ook overwegingen van gegevensbescherming of persoonlijkheidsrechten een rol spelen. Hier zal de toekomstige rechtspraak zich moeten oriënteren aan de door het BGH geschetste richtlijnen.
Opmerkingen over de lopende procedure
Er dient op te worden gewezen dat bijzondere gevalsconstructies en de omgang met individuele contractvormen of specifieke situaties op het gebied van gegevensbescherming nog steeds een grondige juridische beoordeling van de betreffende omstandigheden kunnen vereisen.
Conclusie en contactmogelijkheid
De hier besproken uitspraak van het Bundesgerichtshof schept fundamentele rechtszekerheid met betrekking tot de overdraagbaarheid van informatieverzoeken over bankkosten en markeert daarmee een zwaarwegende mijlpaal op het gebied van collectieve consumentenbescherming en vorderingsafdwinging. Voor ondernemingen, investeerders en particulieren die worden geconfronteerd met de overdracht of handhaving van dergelijke vorderingen, kunnen genuanceerde juridische vragen ontstaan.
Voor verdere juridische vragen over dit onderwerp zijn de Rechtsanwälte van MTR Legal als betrouwbare contactpersonen beschikbaar.