Inhoud van de uitspraak van het Bundesgerichtshof over de vormvereisten bij schenkingen aan stichtingen
Met het arrest van 7 oktober 2009 (zaaknr. Xa ZR 80/08) heeft het Bundesgerichtshof centrale aspecten verduidelijkt over de vormvereisten bij overeenkomsten betreffende de toewijzing van middelen aan stichtingen. Centraal stond de vraag of dergelijke schenkingscontracten notarieel moeten worden vastgelegd wanneer daarin slechts toezeggingen van middelen aan een reeds bestaande stichting worden overeengekomen.
Uitgangssituatie en aanleiding van de uitspraak
De uitspraak betrof de contractuele overeenkomst tussen twee partijen, waarbij een partij aan een reeds opgerichte stichting in de toekomst vermogenswaarden wilde doen toekomen. De twistvraag draaide om de geldigheid van deze overeenkomst, met name of de vormvoorschriften van § 518 BGB inzake schenking of zelfs van § 311b BGB inzake onroerendgoedtransacties analoog van toepassing moesten zijn, zodat een notariële akte nodig zou zijn.
Belangrijkste overwegingen van het Bundesgerichtshof
Vormvereisten bij het toekennen van stichtingvermogen
Het Bundesgerichtshof heeft vastgesteld dat een overeenkomst waarbij wordt toegezegd dat een reeds bestaande stichting schenkingen ontvangt, niet onderworpen is aan een notariële akte. Doorslaggevend was het onderscheid tussen de oprichting van een stichting als zodanig en de loutere toewijzing van vermogen aan een reeds bestaande stichting.
De oprichting van een stichting als rechtshandeling is in de meeste deelstaten aan specifieke formele eisen verbonden, zoals schriftelijke of notariële vastlegging, afhankelijk van het doel van de stichting – met name wanneer onroerend goed wordt ingebracht. Indien een overeenkomst daarentegen uitsluitend betrekking heeft op de latere uitrusting van een reeds opgerichte stichting met vermogenswaarden, zonder dat aan deze schenkingen een verdere bijzondere bestemming – zoals een overdracht van onroerend goed – wordt toegekend, geldt er geen wettelijke verplichting tot notariële vastlegging.
Afgrenzing ten opzichte van schenking en overdracht van onroerend goed
Met name heeft het Bundesgerichtshof verduidelijkt dat de bepaling van § 518 BGB (vormvereiste voor schenkingen) niet rechtstreeks van toepassing is op dergelijke stichtingsschenkingen. Weliswaar kan de latere overdracht van vermogen aan een stichting in principe onder de vorm van § 518 BGB vallen, dit betreft echter enkel de overdracht zelf. De verbintenis tot toekenning van de schenking kan door feitelijke prestatie (daadwerkelijke handeling) ook zonder notariële akte geldig zijn, voor zover de toezegging van de schenking reeds door de latere toewijzing wordt uitgevoerd.
Daarnaast is § 311b lid 1 BGB, die een notariële vorm eist voor overeenkomsten inzake onroerend goed, slechts relevant wanneer er bindend een overdracht van onroerend goed binnen zo’n schenking plaatsvindt. Betreft de toezegging echter andere vermogenswaarden, dan is er geen vereiste voor een notariële akte volgens de vermelde norm.
Praktische betekenis en implicaties voor stichtingen en schenkers
De uitspraak van het Bundesgerichtshof heeft grote betekenis voor de praktijk van het stichtingenrecht. Zij verschaft duidelijkheid over de vormvoorschriften waarmee schenkers en de bestuursorganen van stichtingen bij het aangaan en opstellen van zulke overeenkomsten rekening moeten houden.
Mogelijkheden tot contractuele vormgeving en rechtszekerheid
Stichtingen en potentiële schenkers kunnen bij het contractueel vastleggen van toezeggingen flexibel handelen, zonder de extra inspanning van een notariële akte. Ook banken, vermogensbeheerders en institutionele beleggers krijgen dankzij deze uitspraak betrouwbare richtlijnen voor de contractvorming en compliance.
Fiscaalrechtelijke aspecten
Hoewel het Bundesgerichtshof in deze zaak niet uitdrukkelijk is ingegaan op de fiscale gevolgen, kan worden vastgesteld dat formele eisen aan stichtingsschenkingen mede invloed kunnen hebben op de fiscale erkenning in het kader van de aftrekbaarheid van giften of vanuit het schenkingsbelastingrecht. Hiervoor is een gedifferentieerde analyse van de betreffende overeenkomst en van de inzage van de belastingautoriteiten in de concrete contractinhoud vereist.
Internationale aspecten
Voor grensoverschrijdende situaties, bijvoorbeeld de schenking van stichtingsgelden aan buitenlandse stichtingen of door buitenlandse rechtspersonen, vloeit uit de uitspraak van het Bundesgerichtshof geen directe bindende werking voort voor andere jurisdicties, maar kan zij wel als leidraad dienen voor de toepassing van het Duitse recht.
Conclusie
Het Bundesgerichtshof geeft met deze uitspraak een duidelijk signaal met betrekking tot de omgang met vormvereisten bij schenkingscontracten ten gunste van reeds bestaande stichtingen. Noch de schenkingsvorm van § 518 BGB noch de strengere notariële vorm van § 311b BGB is vereist, zolang er geen sprake is van onroerendgoedtransacties of oprichting van nieuwe stichtingen. Niettemin is het aan te raden steeds het individuele geval te toetsen aan alle toepasselijke juridische, met name fiscale, implicaties.
Indien u meer diepgaande vragen heeft over de juridische vereisten en mogelijkheden bij het schenken aan stichtingen, staan de Rechtsanwalt van MTR Legal u graag bij met diepgaande expertise en uitgebreide branchekennis.