Leidraad van het BGH over rente-aanpassingen bij oude premiespaarcontracten
Met twee fundamentele uitspraken (zaaknrs.: XI ZR 44/23 en XI ZR 40/23) heeft het Bundesgerichtshof (BGH) op 9 juli 2024 verduidelijkt hoe de latere renteherberekening voor langlopende premiespaarcontracten moet plaatsvinden. Het hof zet daarmee een belangrijk accent voor de bancaire praktijk en maakt duidelijk dat spaarbanken bij de aanpassing van variabele rentes in oude gevallen vaak te lage rentes hebben berekend, waardoor hun klanten aanspraak kunnen maken op nabetaling. De daaruit voortvloeiende vorderingen zijn economisch van aanzienlijk belang, vooral voor consumenten, maar ook voor bedrijven en andere kapitaalbeleggers.
Achtergrond: Premiespaarcontracten en geschil over rente-aanpassingen
Ontwikkeling van de contractstructuur
Premiespaarcontracten waren met name in de jaren 1990 zeer populair bij particuliere en institutionele beleggers. Kenmerkend voor deze contracten is een relatief lage basisrente, aangevuld met oplopende premies die worden toegekend voor regelmatige stortingen. Tegelijkertijd bevatten ze vaak clausules die de spaarbank een ruime bevoegdheid tot aanpassing van de variabele rente gaven.
Problematische rente-aanpassingsclausules
Vaak bepaalden de contractdocumenten dat de kredietinstelling ‘rekening houdend met de betreffende marktsituatie’ de rente mocht aanpassen, terwijl concrete aanpassingsmechanismen of referentierentes doorgaans ontbraken. Dit leidde ertoe dat tal van instellingen de rentevoeten jarenlang zeer terughoudend en vaak niet transparant aanpasten. Als gevolg daarvan ontvingen veel spaarders aanzienlijk minder rente dan bij een marktconforme uitvoering te verwachten was geweest.
De beslissing van het BGH
Relevante referentierente
Het BGH maakte duidelijk dat spaarbanken voor de herberekening de rente voor termijndeposito’s met een looptijd van drie maanden als referentie moeten hanteren. Doorslaggevend is daarbij het voortschrijdend gemiddelde van de betreffende referentierente over een periode van drie maanden, zoals gepubliceerd door de Deutsche Bundesbank.
Aanpassing van rentevoorwaarden
In zijn uitspraken benadrukte het BGH dat een regelmatige en passende aanpassing van de variabele rente moet plaatsvinden, waarbij de economische hoofdbetekenis van het contract (de zogeheten contractdoelstelling) in acht moet worden genomen. Het hof gaf aan dat de renteontwikkeling niet eenzijdig nadelig voor de klant mag uitvallen. Wanneer banken en spaarbanken niet aan deze verplichting tot marktconforme renteaanpassing voldoen, kan dit volgens deze hoogste rechterlijke verduidelijking leiden tot aanzienlijke nabetalingsverplichtingen.
Terugwerkende kracht en verjaring
De uitspraken van het BGH maken bovendien duidelijk dat benadeelde beleggers aanspraak kunnen maken op een herberekening van de ontvangen rente vanaf het begin van het contract, zover hun rechten niet al verjaard zijn. Het aspect van mogelijke verjaring moet altijd per geval beoordeeld worden en hangt onder andere af van het moment van kennis of grove onwetendheid van de rechthebbende.
Gevolgen voor getroffen spaarbanken en spaarders
Nabetalingsverplichtingen
Met het vaststellen van de referentierente concretiseert het BGH de normen voor de zogenaamde nabetaling van rente – op deze basis kunnen consumentenorganisaties, maar ook individuele beleggers, binnen en buiten rechte vorderingen tot nabetaling indienen. De omvang van eventuele nabetalingen hangt in grote mate af van de betreffende situatie en het individuele contractverloop.
Belang voorbij het individuele geval
De uitspraken zijn bindend voor vergelijkbare contracten in het hele land en zijn daarmee van groot praktisch belang voor een groot aantal vergelijkbare gevallen. Toekomstige premiespaarcontracten en vergelijkbare beleggingsproducten moeten in lijn met deze hoogste rechterlijke richtlijnen worden opgesteld en uitgevoerd. Bovendien zullen kredietinstellingen hun aanpassingsmechanismen en contractvoorwaarden in het licht van de nieuwe rechtspraak moeten herzien.
Juridische beoordeling en vooruitblik
Toekomstige geschillen en open vragen
De uitspraken van het BGH zijn richtinggevend. Toch blijven er bij details – zoals de verjaring of de precieze omzetting van individuele contractvoorwaarden – nog rechtszaken per geval mogelijk. Vooral bedrijven, institutionele beleggers en vermogende particulieren met grotere belangen in premiespaarcontracten kunnen als gevolg van individuele contractafspraken onder uiteenlopende juridische kaders vallen.
Relevantie voor beleggers en instellingen
De beslissingen zorgen voor meer rechtszekerheid voor spaarders en reguleren het gedrag van kredietinstellingen bij de aanpassing van rentevoeten. Ze onderstrepen bovendien het belang van transparante en controleerbare contractuele basisvoorwaarden, zowel in het huidige klantenbestand als bij de introductie van nieuwe spaarproducten.
Voor vragen over de implementatie van de hoogste rechterlijke richtlijnen, het beoordelen van individuele vorderingen of de contractopstelling in het bank- en kapitaalmarktrecht staat het team van MTR Legal Rechtsanwalt graag als aanspreekpunt tot uw beschikking.