BGH beslist over het vermelden van C/o-adressen in de dagvaarding: koersbepaling voor de correcte partijaanduiding
Op 26-09-2023 heeft het Bundesgerichtshof (BGH) in de zaak V ZR 210/22 verduidelijkt dat het gebruik van het adres van een postdienstverlener (c/o-adres) ter aanduiding van een procespartij in de dagvaarding niet voldoet aan de procesrechtelijke eisen, tenzij dit gepaard gaat met de noodzakelijke informatie voor identificatie van de partij. Deze beslissing is vooral van groot belang voor procedures in het burgerlijk procesrecht, omdat hieruit belangrijke gevolgen voortvloeien voor de partijaanduiding en de geldigheid van de betekening van de dagvaarding.
Achtergrond van de procedure
De eisende partij diende, vertegenwoordigd door een procesgemachtigde, een dagvaarding in waarin het adres van de partij werd vermeld onder vermelding van een postdienstverlener als c/o-adres. Na aanvang van de procedure rees de vraag of deze adressering voldeed aan de eisen voor een correcte partijaanduiding en de mogelijkheid om de dagvaarding te betekenen. De rechtbanken in eerste aanleg hielden zich reeds vooraf bezig met de correcte aanduiding van de partij en de gevolgen daarvan voor het verloop van de procedure. Uiteindelijk moest het BGH duidelijkheid verschaffen over de vraag of alleen het opgeven van een c/o-adres bij een postdienstverlener voldeed aan de wettelijke vereisten.
Het besluit van het BGH
Het BGH verduidelijkt dat de partijaanduiding in de dagvaarding een voldoende duidelijke identificatie van de betrokkenen mogelijk moet maken. Doorslaggevend is dat de partij voor de rechter en de wederpartij zonder twijfel bepaalbaar is. Indien in de dagvaarding alleen een c/o-adres van een postdienstverlener wordt opgegeven, kan dit tot aanzienlijke onzekerheden leiden met betrekking tot de identiteit en de mogelijkheid tot betekening.
Vereisten aan de partijaanduiding
Een c/o-adres, met name dat van een postdienstverlener, is niet toereikend als daaruit geen conclusies kunnen worden getrokken over de werkelijke woon- of vestigingsplaats van de procespartij. Wordt de dagvaarding naar een dergelijk adres gestuurd, dan is de geldigheid van de betekening in gevaar, wat procesrechtelijke nadelen – zoals de niet-ontvankelijkheid van de vordering – tot gevolg kan hebben.
Procesrechtelijke consequenties
Het besluit van het BGH maakt duidelijk dat bij een dagvaarding de partijaanduiding zo concreet mogelijk moet gebeuren en dat een c/o-adres van een postdienstverlener alleen niet voldoende is. Het opgeven van een oproepbaar adres geldt als onmisbare voorwaarde voor het correct starten van een civiel proces. Indien te weinig adresinformatie leidt tot vertraging of problemen bij de betekening, ligt het risico hiervoor bij de eiser. De rechtbanken worden geïnstrueerd de partij op te dragen om een oproepbaar adres alsnog te verstrekken; bij het uitblijven hiervan kan de vordering als niet-ontvankelijk worden beschouwd.
Gevolgen voor de praktijk van partijaanduiding
Burgerlijke procesrechtelijke voorschriften
In het burgerlijk procesrecht schrijft § 253 lid 2 ZPO uitdrukkelijk voor dat in de dagvaarding de partijen met naam en oproepbaar adres moeten worden aangeduid. Dit dient ertoe om partijen en de rechter te beschermen door te waarborgen dat dagvaardingen niet op niets uitlopen en dat oproepingspogingen daadwerkelijk bij de gewenste geadresseerde aankomen.
Betekenis voor bedrijven en internationale situaties
De beslissing raakt met name situaties waarin ondernemingen met een vestiging in het buitenland of zonder Duitse vestiging een Duits postdienstverlener-adres opgeven voor gerechtelijke correspondentie. Het opgeven van een c/o-adres bij een dienstverlener zal in de toekomst in de regel niet meer volstaan om een correcte partijaanduiding te waarborgen.
Persoonlijkheidsrechten en aspecten van gegevensbescherming
Het gebruik van exploitant-adressen als betekeningsadressen, bijvoorbeeld bij de publicatie van persoonsgegevens in gerechtelijke documenten, is bovendien onderworpen aan privacywetgeving. De beslissing van het BGH vergroot het bewustzijn voor de zorgvuldige keuze en melding van persoonsgegevens in de procedure, ook met het oog op het beschermen van de belangen van partijen bij hun privacy.
Rechtsontwikkelingen en openstaande vragen
Uit de beslissing van het BGH vloeit voor de toekomstige praktijk een verhoogde zorgvuldigheid voort ten aanzien van de partijaanduiding en het vermelden van adressen in de dagvaarding. Onbeantwoord blijft onder welke voorwaarden een c/o-adres voor betekening volstaat – bijvoorbeeld als het het vestigingsadres is van een ontvanger in de zin van § 171 ZPO. Hier zijn de rechtbanken nog steeds genoodzaakt per geval te beoordelen.
Conclusie en vooruitblik
De verduidelijking door het BGH heeft verregaande gevolgen voor het gehele burgerlijke procesrecht: partijen, procesgemachtigden en ondernemingen dienen er in de toekomst nog beter op te letten uitsluitend oproepbare adressen te gebruiken voor de aanduiding van betrokkenen in procedures en de formele vereisten strikt na te leven, om procesrisico’s te minimaliseren.
Voor bedrijven, investeerders en particulieren die actief zijn in het internationale of nationale economische leven en daarbij regelmatig met civielrechtelijke vraagstukken worden geconfronteerd, bestaat er aanzienlijke behoefte aan juridisch advies. Zeker gezien de almaar internationaler wordende bedrijfsmodellen en het groeiende belang van digitale communicatie, is gedegen kennis van de burgerlijk-procesrechtelijke vereisten onmisbaar. Deze BGH-beslissing biedt hierbij belangrijke houvast.
Indien er onzekerheden bestaan over de juiste partijaanduiding of de vereisten voor processtukken, staan de advocaten van MTR Legal graag als contactpersoon ter beschikking.