De BFH heeft bij vonnis van 28.09.2022 beslist dat onder bepaalde voorwaarden een incongruente winstuitkering ook zonder overeenkomstige regeling in de statuten fiscaal kan worden erkend.
Winstuitkeringen gebeuren in de praktijk niet altijd op basis van de deelnemingsverhoudingen. Het belastingrecht biedt de mogelijkheid om dergelijke incongruente winstuitkeringen te erkennen. Volgens het ministerie van Financiën is dit echter alleen mogelijk als er in de statuten een overeenkomstige regeling rechtszeker is verankerd, legt het advocatenkantoor MTR Legal Rechtsanwälte uit, dat een focus op belastingadvies heeft.
Afwijkend van deze zienswijze van de Belastingdienst is de Bundesfinanzhof met het vonnis van 28 september 2022 een stap verder gegaan en heeft bepaald dat een incongruente winstuitkering ook fiscaal kan worden erkend wanneer de aandeelhoudersvergadering unaniem een overeenkomstig besluit neemt dat puntueel de statuten doorbreekt en dit besluit door geen enkele aandeelhouder kan worden aangevochten (kenmerk: VIII R 20/20).
In het aan de orde zijnde geval was de eiser in de jaren van geschil 2012 tot 2015 voor 50 procent betrokken bij een GmbH. De andere 50 procent werd gehouden door een andere GmbH, waarvan de eiser de enige aandeelhouder was. Het vennootschapscontract van de eerste GmbH voorzag niet in regelingen voor winstverdeling. Overeenkomstig zouden deze moeten worden verdeeld volgens de deelnemingsverhoudingen. Echter, in de jaren van geschil namen de aandeelhouders unanieme besluiten waardoor voorgewinsten alleen werden uitgekeerd aan de tweede GmbH.
De Belastingdienst beschouwde deze uitkeringsbesluiten voor de incongruente verdeling van de voorgewinsten civielrechtelijk als nietig en onderwierp de helft van de uitkeringsbedragen bij de eiser als inkomsten uit verborgen winstuitkeringen aan de belasting.
Daartegen heeft de eiser zich met succes verzet. De BFH maakte duidelijk dat de unaniem genomen uitkeringsbesluiten als civielrechtelijk geldige winsttoewijzings- en winstverdelingsbesluiten aan de belastingheffing ten grondslag moeten liggen. Dienovereenkomstig waren er alleen open winstuitkeringen aan de tweede GmbH en geen uitkeringen aan de eiser. Hierbij was er ook geen sprake van misbruik van recht. De eiser had door de uitkeringen alleen aan de GmbH ook geen wettelijk niet voorziene voordeel gekregen. De civielrechtelijk geldig vastgestelde incongruente uitkeringen moeten fiscaal worden erkend, aldus de BFH.
In het belastingrecht ervaren advocaten adviseren bij MTR Legal Rechtsanwälte de nationale en internationale cliënten.