De winstgevende verkoop van een onroerend goed kan eventueel belastingvrij zijn. Voor de belastingvrijstelling gelden echter strikte grenzen, zoals een uitspraak van de Bundesfinanzhof van 24 mei 2022 laat zien (Az. IX R 28/21).
Het belastingrecht voorziet bij de aankoop en verkoop van onroerend goed in een speculatieperiode van tien jaar. Dit betekent: wordt een onroerend goed binnen deze termijn na aankoop met winst verkocht, dan worden op de verkoopwinst belastingen geheven. De belastingverplichting vervalt echter als het onroerend goed op het moment van verkoop en in de twee voorafgaande jaren voor eigen woondoeleinden is gebruikt. Dit geldt ook als de eigen kinderen gratis in het onroerend goed hebben gewoond, legt het advocatenkantoor MTR Rechtsanwälte uit, waarvan het belastingrecht ook een van de specialiteiten is.
Voor deze belastingvrijstelling heeft de Bundesfinanzhof (BFH) met een uitspraak van 24 mei 2022 echter strikte grenzen gesteld. Dienovereenkomstig wordt er alleen geen belasting op de verkoopwinst geheven als het kind dat in het onroerend goed heeft gewoond op dat moment nog recht had op kinderbijslag.
In de onderliggende zaak had een moeder in 2010 een appartement op de studielocatie van haar kinderen gekocht. Haar tweelingzonen, geboren in 1989, hebben tijdens hun studie in het appartement gewoond. Het appartement werd door de derde zoon slechts sporadisch gebruikt. In 2016 verkocht de moeder het appartement weer. Op dat moment waren de tweelingzonen 27 jaar oud en hadden zij, in tegenstelling tot hun broer, geen recht meer op kinderbijslag.
Na de verkoop van het appartement belastte de bevoegde belastingdienst de verkoopwinst. De belastingvrijstelling is weliswaar mogelijk bij gebruik voor eigen woondoeleinden. Dit geldt ook als het appartement gratis aan de kinderen wordt overgelaten – maar alleen als de kinderen nog recht hebben op kinderbijslag. Aangezien de tweelingzonen in 2014 hun 25e levensjaar hadden bereikt, hadden zij geen recht meer op kinderbijslag. Daarmee was ook het eigen gebruik komen te vervallen, aldus de belastingdienst.
De BFH volgde deze redenering. De tweeling werd na hun 25e verjaardag volgens § 32 EStG belastingtechnisch bij de aangifte van de moeder niet meer in aanmerking genomen. Daarmee verviel ook de vrijstellingsgrond.
Bij een fiscaal geschil met de belastingautoriteiten stelt het advocatenkantoor MTR Rechtsanwälte ervaren advocaten in het belastingrecht ter beschikking aan hun cliënten.