Arrest van het BGH: Recht van vruchtgebruik bij geschonken onroerend goed en ouderlijk onderhoud

News  >  Familienrecht  >  Arrest van het BGH: Recht van vruchtgebruik bij geschonken onroerend goed en ouderlijk onderhoud

Arbeitsrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Steuerrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Home-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte
Arbeitsrecht-Anwalt-Rechtsanwalt-Kanzlei-MTR Legal Rechtsanwälte

De verhouding tussen schenkingen van onroerend goed, voorbehouden vruchtgebruik en de verplichtingen tot ouderlijk onderhoud behoort tot de meest complexe onderwerpen in het familie- en socialezekerheidsrecht. Met name wanneer kinderen reeds geruime tijd voordat hun ouders onderhoudsbehoeftig worden een onroerende zaak van deze ontvangen, rijst de vraag in hoeverre schenkingen onder voorbehoud van vruchtgebruik moeten worden teruggedraaid als de ouders later onderhoudsbehoeftig raken en de kinderen door de sociale dienst aangesproken worden voor het bekostigen van het ouderlijk onderhoud. Een recente uitspraak van het Bundesgerichtshof (BGH, Beschluss v. 27. mei 2020 – XII ZB 364/18) verduidelijkt de omgang met dergelijke situaties en brengt helderheid in het spanningsveld tussen het schenkingsrecht en de terugvordering door de staat bij onderhoudsplichtige kinderen.

Feiten en uitgangspunt van de BGH-uitspraak

In het onderliggende geval had een moeder haar dochter reeds in 2004 een door haarzelf bewoond onroerend goed geschonken, waarbij zij een levenslang, niet overdraagbaar woonrecht alsmede de verplichting om de lopende kosten te dragen, voor zich behield. Jaren later werd de moeder zorgbehoevend en was zij aangewezen op sociale bijstand. De bevoegde sociale dienst nam de dochter op basis van het overgegaan ouderlijk onderhoud overeenkomstig § 1601 BGB in aanspraak. Hierbij rees de vraag of de dochter verplicht was het onroerend goed, met het oog op het financieren van het ouderlijk onderhoud, op grond van § 528 BGB (terugvordering van een schenking wegens verarming van de schenker) terug te vorderen, om aldus middelen vrij te maken voor het ouderlijk onderhoud.

Juridische uitgangssituatie

Civielrechtelijke terugvordering van schenkingen

Volgens § 528 lid 1 zin 1 BGB kan een schenking door de schenker worden teruggevorderd, als deze na voltooiing van de schenking niet meer in staat is om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Dit terugvorderingsrecht wordt echter aanzienlijk beperkt door bestaande gebruiksrechten – met name door een vruchtgebruik of een woonrecht. In zo’n geval is de begiftigde slechts verplicht tot teruggave ten belope van de waarde die resteert na aftrek van de waarde van de voorbehouden rechten.

Terugvordering volgens het socialezekerheidsrecht

Volgens § 94 lid 1 zin 1 SGB XII gaan eventuele onderhoudsaanspraken van de hulpbehoevende over op de sociale dienst. Lange tijd was onduidelijk of daaruit een verplichting voortvloeit om geschonken vermogen via een terugvordering van de schenking te liquideren ten behoeve van het ouderlijk onderhoud.

Motivering van de beslissing door het Bundesgerichtshof

De BGH stelt vast dat bij kinderen die worden aangesproken tot betaling van ouderlijk onderhoud, in principe alleen daadwerkelijk aanwezig en beschikbaar vermogen kan worden meegenomen voor de nakoming van de onderhoudsplicht. Als een onroerend goed eigendom van het kind is, maar bezwaard is met een levenslang woonrecht of vruchtgebruik ten gunste van de onderhoudsgerechtigde ouder, ontbreekt het het kind aan de economische beschikkingsmacht over het object. In dergelijke gevallen – aldus de BGH – bestaat er geen juridische verplichting voor het kind om de schenking met het oog op de voldoening van de onderhoudsverplichting bij de moeder op te eisen.

In het bijzonder benadrukt de BGH dat het voorbehouden woonrecht feitelijk tot een economische devaluatie van het onroerend goed leidt en dat benutting van het object – bijvoorbeeld door verkoop of verhuur – niet aan de orde is zolang het vruchtgebruik of woonrecht voortduurt. Pas met het vervallen van dit recht (bijvoorbeeld na het overlijden van de gerechtigde) zou het kind als eigenaar volledig over het onroerend goed kunnen beschikken. Tot dat moment kan noch een terugvordering door het kind plaatsvinden, noch kan van hem worden verlangd dergelijke stappen te ondernemen.

Geen verplichting tot terugvordering

De BGH bevestigt dat het niet tot de sociale onderhoudsplicht kan behoren om familie-interne schenkingen, die rekening houden met gerechtvaardigde eigen belangen – zoals de behoefte van de ouders om levenslang in de eigen woning te blijven wonen – achteraf te doorkruisen. De voor een terugvordering op grond van § 528 BGB vereiste verarming heeft bovendien betrekking op de vermogenssituatie van de schenker, gewaardeerd met inachtneming van de voorbehouden rechten. De dochter is dus geen onderhoud verschuldigd op basis van een fictief, economisch niet realiseerbaar vermogensbestanddeel.

Betekenis voor de praktijk

De uitspraak versterkt de planningszekerheid bij de overdracht van vermogen tussen generaties, met name op het gebied van de zogenaamde ‘voorafgenomen erfenis’, zolang er voor de ouders een ruim gebruiksrecht wordt voorbehouden. Voor zover onroerende zaken onder voorbehoud van een vruchtgebruik of woonrecht worden overgedragen, biedt deze constructie in principe bescherming tegen een latere terugvordering met het oog op ouderlijk onderhoud. Uiteindelijk behouden geschonken onroerende zaken met vruchtgebruikvoorbehoud hun karakter als niet-verzilverbaar vermogen – althans zolang de rechten van de ouders voortbestaan.

Gevolgen voor vennootschapsrechtelijke en fiscale vraagstukken

Met het oog op de fiscale optimalisatie van zowel zakelijke als particuliere vermogensoverdrachten heeft de uitspraak ook buiten het familierecht betekenis. Juist bij overdrachten van woningen of bedrijfsbelangen is een zorgvuldige regeling van voorbehouden gebruiksrechten van groot belang. Ook voor investeerders, family offices of vermogende particulieren kan de planning van generatie-overstijgende overdrachten nu op voorspelbare wijze plaatsvinden, rekening houdend met toekomstige onderhoudsverplichtingen.

Conclusie

Met deze uitspraak begrenst het Bundesgerichtshof de mogelijkheden om onderhoud te verhalen op geschonken onroerende zaken met vruchtgebruikvoorbehoud duidelijk en onderstreept het de bescherming van feitelijke levensbehoefteconcepten binnen het gezin. De nauwe verwevenheid van schenkingsrecht, onderhoudsrecht en socialezekerheidsrecht vereist vanzelfsprekend een zorgvuldige individuele beoordeling van de specifieke feitelijke situatie en een juridisch solide uitwerking van de contracten.

Mocht u juridische vragen hebben met betrekking tot vermogensoverdracht, voorbehouden gebruiksrechten of de handhaving en afweer van onderhoudsaanspraken, dan staat het ervaren team van MTR Legal Rechtsanwalt voor u klaar als aanspreekpunt voor een uitgebreide juridische analyse.

Heeft u een juridisch probleem?

Reserveer uw consult – kies uw gewenste datum online of bel ons.
Landelijk telefoonnummer
Nu bereikbaar

Boek nu een terugbelverzoek

of schrijf ons!