BGH over de aansprakelijkheid van de teruggetreden directeur – Az.: II ZR 206/22
Bij betalingsonmacht of overmatige schuldenlast van een vennootschap is de directeur verplicht om onverwijld een verzoek tot insolventie in te dienen. Het BGH heeft op 23 juli 2024 geoordeeld dat ook uitgetreden directeuren tegenover nieuwe crediteuren aansprakelijk kunnen worden gesteld wegens uitstel van een insolventieverzoek (Az.: II ZR 206/22).
Bij een aanwezig insolventiebegrond moet het verzoek zonder schuldige vertraging worden ingediend. Wanneer een vennootschap ondanks de aanwezigheid van insolventie nog betalingen doet die niet in overeenstemming zijn met de zorgvuldigheid van een ordelijke en gewetensvolle bedrijfsleider, kunnen directeuren of bestuursleden hiervoor ook persoonlijk aansprakelijk zijn. Een directeur die de insolventieplicht heeft geschonden en inmiddels uit de vennootschap is getreden, kan ook tegenover nieuwe crediteuren aansprakelijk worden gesteld. Nieuwe crediteur is degene die pas na het intreden van de insolvabiliteit crediteur van de vennootschap is geworden, aldus het advocatenkantoor MTR Legal, dat onder meer adviseert in vennootschapsrecht.
Directeur dient geen insolventieverzoek in
In de onderliggende zaak voor het BGH was de gedaagde enig erfgename van een inmiddels overleden directeur. De overledene was tussen 2013 en 2016 directeur van meerdere distributievennootschappen. Bij de vennootschappen was reeds sinds 2011 insolventie aanwezig, maar er werd geen insolventieverzoek ingediend. De eiseres heeft tussen 2013 en 2016 vier kapitaalinvesteringensovereenkomsten gesloten met de distributievennootschappen, waarvan drie contracten werden gesloten in de tijd dat de overledene nog directeur was en een contract werd later gesloten. In 2018 werden de insolventieprocedures over de distributievennootschappen geopend. De eiseres verloor met haar kapitaalinvesteringen ongeveer 51.000 euro en sprak de toenmalige directeur respectievelijk zijn enig erfgename aan voor schadevergoeding o.a. vanwege insolventievertraging.
Het BGH stelde vast dat de uitgetreden directeur tegenover de eiseres als nieuwe crediteur aansprakelijk was, omdat hij zijn verplichting om onverwijld een insolventieverzoek in te dienen had geschonden. De aansprakelijkheid van de directeur strekte zich daarbij ook uit over het contract dat de eiseres pas na zijn aftreden had gesloten, aldus het BGH.
Insolventiebeheerder is aansprakelijk tegenover nieuwe crediteuren
Het was onbetwistbaar dat de distributievennootschappen al voor het sluiten van de contracten met de eiseres overgekapitaliseerd waren. Er werd echter geen insolventieverzoek ingediend. Daarmee had de toenmalige directeur zijn verplichting geschonden. De aansprakelijkheid van een uitgetreden directeur vanwege insolventievertraging is niet beperkt tot schade ontstaan voor zijn aftreden, legde het BGH uit. Integendeel, een uitgetreden directeur is in beginsel ook aansprakelijk voor schade van nieuwe crediteuren die pas na zijn aftreden in zakenrelaties met de vennootschap zijn gestapt. Voorwaarde is dat de door zijn plichtsverzuim geschapen risicosituatie nog bestond en de insolventievertraging oorzaak was voor de geleden schade. Dit was hier het geval, want bij tijdige indiening van een insolventieverzoek zouden er geen contracten tussen de eiseres en de vennootschap zijn gesloten, aldus het BGH.
Verplichtingsovertreding niet met terugwerkende kracht opgeheven
Met het aftreden als directeur worden reeds begane plichtsovertredingen zoals het uitblijven van een insolventieverzoek niet met terugwerkende kracht opgeheven. Dit geldt ook voor de ontstane schade door insolventievertraging, stelden de rechters in Karlsruhe duidelijk. Een directeur is in beginsel ook aansprakelijk voor vertragingsschade van nieuwe crediteuren, die pas na beëindiging van zijn bestuursfunctie contractpartner van de vennootschap zijn geworden, als de plichtsverzuim mede oorzaak is voor de schade, legde het BGH verder uit. In zo’n geval moet de uitgetreden directeur de schade in principe nog als gevolg van zijn schending van de insolventieplicht toerekenen. Alleen als het door de plichtsverzuim geschapen risico niet meer bestond, kan de aansprakelijkheid van de voormalige directeur vervallen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de vennootschap na het aftreden van de vennoot weer duurzaam hersteld was maar later opnieuw insolvent werd, aldus het BGH.
Het Bundesgerichtshof heeft met deze beslissing de aansprakelijkheid van directeuren wegens insolventievertraging verder aangescherpt. De aansprakelijkheid omvat ook zaken waar hij na zijn aftreden geen invloed meer op heeft. Daarom is het des te belangrijker voor bedrijfsleiders om altijd op de hoogte te zijn van de economische situatie van de vennootschap en indien nodig tijdig een insolventieverzoek in te dienen.
MTR Legal Rechtsanwälte adviseert in vennootschapsrecht en Insolventierecht.
Neem gerust contact met ons op!