Wordt een handelsvertegenwoordigersovereenkomst beëindigd, dan heeft de handelsvertegenwoordiger doorgaans recht op een vergoeding. Voor deze aanspraak moeten bepaalde voorwaarden zijn vervuld.
Volgens § 89b van het Handelsgesetzbuch (HGB) kan de handelsvertegenwoordiger na beëindiging van de contractuele relatie een passende vergoeding eisen. Voorwaarde is dat het bedrijf uit zakenrelaties met nieuwe klanten, die door de handelsvertegenwoordiger zijn aangebracht, aanzienlijke voordelen behaalt, legt de economisch juridische praktijk MTR Rechtsanwälte uit. Bovendien moet de contractuele relatie door het bedrijf zijn opgezegd.
Of en in welke mate de vergoeding bestaat, is na beëindiging van de contractuele relatie een veel voorkomend geschilpunt tussen de partijen. Basis voor een vergoedingsaanspraak zijn alleen de zakenrelaties met klanten die de handelsvertegenwoordiger nieuw heeft gelegd of zakenrelaties met bestaande klanten die de handelsvertegenwoordiger aanzienlijk heeft uitgebreid.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft hierover besloten dat het begrip nieuwe klant niet te strikt mag worden geïnterpreteerd. Zo kan een reeds bestaande klant ook een nieuwe klant worden als de handelsvertegenwoordiger de reeds bestaande zakenrelaties op verdere producten en diensten van het bedrijf heeft uitgebreid (zaaknummer C-315/14).
Het bedrijf behaalt al een voordeel wanneer er de mogelijkheid bestaat om deze zakenrelaties verder te onderhouden en daarvan te profiteren. Of deze voordelen daadwerkelijk worden gerealiseerd is niet doorslaggevend. Belangrijk is dat bij de beëindiging van het contract een positieve prognose voor de voortzetting van de zakelijke contacten bestond.
De vergoedingsaanspraak bestaat in principe niet wanneer de handelsvertegenwoordiger zelf opzegt of het bedrijf gerechtigd was het contract zonder opzeggingstermijn op te zeggen.
Een ander geschilpunt is de hoogte van de aanspraak. De wetgever heeft hier slechts een bovengrens vastgesteld. Volgens § 89b HGB bedraagt de vergoedingsaanspraak maximaal een jaarsalaris of andere jaarlijkse beloning berekend op basis van het gemiddelde van de laatste vijf jaar van de activiteit van de handelsvertegenwoordiger. Bij een kortere contractuele relatie moet worden uitgegaan van het gemiddelde tijdens de duur van de activiteit.
De bovengrens zegt echter niets over hoe de vergoedingsaanspraak berekend moet worden. In de praktijk worden vaak de commissies uit transacties met nieuwe klanten of uitbreiding van de zakenrelaties van de laatste 12 maanden van de activiteit als basis genomen en vervolgens op een periode van drie tot vijf jaar voorspeld.
Er moeten hierbij enkele onzekerheden in aanmerking worden genomen. In handelsvertegenwoordigersrecht ervaren advocaten kunnen hierbij adviseren.